De roep tot de werkelijke liefde

Wat is het een troostende gedachte, een hoopvol gevoel en een heerlijk idee, geroepen te zijn tot de werkelijke liefde! Zullen wij ons eens kunnen overgeven aan deze krachtige roep, dit alomvattende proces zonder erbij te denken, te twijfelen en angstig te zijn? Zijn wij het waardig? Zijn wij daar goed genoeg voor?

In de veranderde mens is geen plaats meer voor egoïstische op het zelf gerichte opvattingen en inspanningen. Is het werkelijk of lijkt het alleen maar zo? Vergis ik me? Wat zeggen de anderen? Dat kan toch niet waar zijn? Mag ik dan wel liefhebben, zonder de toestemming van anderen die waarschijnlijk beter weten hoe men op de juiste wijze liefheeft? Wat kunnen we die twijfelgedachten en voorstellingen gemakkelijk aan de kant schuiven zodra wij deze troostende en tedere beroering plotseling mogen beleven. Hoe gebeurt dat, hoe komt het zover dat mijn ik dan niet meer in de weg zit, dat al het kwellende conflictueuze, lege en stoffige ronddwalen van de eigen persoon verdwijnt en in plaats daarvan iets komt dat nauwelijks grijpbaar is, iets dat open is en glanst in schoonheid en waarachtigheid?

NIET ZONDER LIEFDE.

Net als in sprookjes ondergaan de geliefden dan een metamorfose. Kikvorsen, rupsen en boosaardige wezens veranderen in prinsessen, prinsen, zwanen en mensen van adel. Er is geen plaats meer voor de egoïstische op het zelf gerichte opvattingen en inspanningen in de veranderde mens. Wij ervaren deze levende kracht die ons geheel doordringt en redt, die tegengesteld is aan het egoïsme en die in het diepste van het menselijke zijn is geworteld. Wij zijn in staat door de aanraking van deze kracht ons zelf en onze geliefden zonder al die onvolmaaktheden en zwaktes waar te nemen of ze te aanvaarden, te vergeven en los te laten. Wij zijn bestemd voor een hogere wereld, gelukkig zonder daarin beoordeeld te worden of naar onze verdiensten gevraagd te worden. Wie liefde vindt – en God is liefde –wil niet meer terug en kan het niet meer verdragen zonder deze liefde te bestaan. De rest van ons leven willen wij alleen nog maar in dienst van deze liefde zijn, in dienst van het andere. Na enige tijd echter neemt deze heerlijke en godgelijke toestand weer afscheid van ons en onze gebruikelijke moeizame kleine wereld met de alle daarbij behorende gedachten en bezigheden overheerst dan weer. Is dat niet tragisch? Is dat niet absoluut dramatisch? Of is dat mogelijk natuurlijk en gerechtvaardigd? Was de opgave misschien te zwaar voor ons, hebben wij die verkeerd begrepen, of deze verkeerd uitgevoerd? Hulpeloos, meestal smartelijk en teleurgesteld, maar ook na veel dergelijke ervaringen begripsvol geworden, ervaren wij hoe de gewone natuur doorsijpelt. In plaats van de schitterende morgenster (Venus) die ons had geïnspireerd en ons de weg toonde naar de redding uit de moeizame egocentrische natuur, komen nu weer de gewone burgerlijke voorstellingen en vaste regels terug. We vatten de eis van de liefde – alles of niets! – overeenkomstig op en in de realiteit van alle dag kan het niet anders of de diepste zin van deze opgave gaat teloor. Je ziet geen of nauwelijks mogelijkheden, deze verheven opdracht bewust te vervullen. Wat blijft is een herinnering aan een bijzonder gevoel; maar er is nog geen actieve kracht die alles verandert. Het blijft bij een zeldzame ervaring en die psychologische toestand belet ons in haar werkelijke diepte af te dalen. Het is dan geen wonder dat die liefde veroordeeld is tot ondergang – beter gezegd: onwerkzaamheid – omdat we ‘onder de maat’ blijven of de liefde bijvoorbeeld verwarren met alle mogelijke burgerlijke doelen.

DE REALISERING VAN DE WERKELIJKE LIEFDE.

Hoe kunnen wij spreken over de realisering van de werkelijke liefde? Waar begint deze weg, de realisering ervan, waarnaar ons krachtige verlangen uitgaat en dat ons niet met rust laat? Tot ons aller troost is in de mens buiten de dierlijke natuur en de sociaal-zedelijke wet nog een hoger principe actief. Dit geestelijke, religieuze of goddelijke principe wordt omschreven als de wet van de liefde. Vladimir Solovjev kent niet veel waarde toe aan het menselijke geslacht in vergelijking tot de werkelijke mens: ‘In onze waarneembare werkelijkheid is er niemand met hem te vergelijken; wij bestaan alleen in een bepaalde eenzijdigheid en begrensdheid, als mannelijke of vrouwelijke individuen. De werkelijke mens echter leeft in de volheid van zijn ideale persoonlijkheid, kan klaarblijkelijk niet alleen maar man of vrouw zijn, hij kan niet anders dan een hogere eenheid van beiden zijn.’In het verwerkelijken van deze eenheid, in het creëren van de werkelijke mens als een nieuwe vrije eenheid vindt de liefde haar hoogste opgave. Ontelbare hindernissen, veel veronachtzaming en vergissingen komen op de weg van de mens die hiernaar zoekt, maar geen ervan kan hem weerhouden, zo sterk is het verlangen om de roep te volgen, en zo zuiver is de troostende aansporing van de liefde!

Literatuur: V. Solovjev, Over de liefde, Damon Uitgeverij, 2001

Dit artikel is afkomstig uit Jaargang: 2008 nummer: 3