De scheppingsmythe volgens het geheime boek van Johannes

Als we de balans opmaken van de menselijke heerschappij over de wereld ziet het er niet best uit: de wereld kampt met overbevolking,hongersnood, uitsterven van talloze levensvormen in zowel de dierenals de plantenwereld en vervuiling van de atmosfeer. De mensheid leeft niet in harmonie met de schepping, de medemens, en ziet zich zeker niet als beeld van God. De werkelijke betekenis van het man-vrouw zijn van de mens, van ware menswording, hebben we nog steeds niet begrepen.

plaatje man en vrouw

Dit is dan ook de reden dat we dit onderwerp diepgaand willen behandelen, want uit de onwetendheid over deze zaken komt een intens lijden voort. Hermes Trismegistos, wiens wijsheidsleer net zoals de bijbelteksten in de eerste eeuwen van onze jaartelling is opgetekend, stelt dat onwetendheid aangaande God het grootste kwaad is onder de mensen. Het eerste traktaat van zijn Corpus Hermeticum gaat net als Genesis over de schepping van de mens. Wij citeren een gedeelte dat veel overeenkomst vertoont met het Genesisverhaal, maar dat nog iets dieper ingaat op de taak van de mens: De Vader van alle dingen, de geest, die leven en licht is, bracht de mens voort, die aan hem gelijk was. Hij beminde hem als zijn eigen kind, want de mens was zeer schoon, daar hij het beeld van zijn Vader droeg. In feite beminde God dus zijn eigen schoonheid. Hij droeg alles wat hij zelf gemaakt had aan de mens over [. . . ] De mens nu werd van leven en licht tot ziel en geest, van leven werd hij ziel en van licht werd hij geest. En God sprak daarbij een heilig woord: ‘Neemt toe in aantal en vermenigvuldigt u in menigte, u allen die gemaakt en vervaardigd bent, en laat hij die geest bezit ‘inzien’ dat hijzelf onsterfelijk is en dat de zinnelijke liefde de oorzaak van de dood is, en laat hij al wat is kennen. ’

LIEFDE OF PROJECTIE?

Uit deze tekst van Hermes begrijpen wij dus dat de gescheidenheid van de geslachten tot doel heeft om de mens ‘al wat is’, de schepping dus, te leren doorgronden, en zo in te zien dat hij een onsterfelijk wezen is. Als hij zich daarbij tot het aardse leven en de aardse liefde beperkt, zal hij de dood kennen in plaats van de onsterfelijkheid.

Wie het intuïtieve ideaal van de ware liefde, die de oorsprong van alle leven is, bij een hem aanvullende aardse mens zoekt, vormt als het ware een projectie van dat ideaal, waaraan de ander nooit zal kunnen voldoen. Geen man en geen vrouw kan vanuit het natuurwezen de ware liefde schenken. Wel kan uit de fijnstoffelijke en fysieke aantrekkingskracht tussen man en vrouw, die gebaseerd is op hun tegengestelde polarisatie, een harmonische relatie ontstaan. De oorsprong van het verlangen naar wat wij zien als harmonie, eenheid en liefde blijft echter bestaan. Het verlangen komt voort uit de eenzaamheid die het gevolg is van onze verbrokenheid van de geestelijke wereld, van onze oorsprong. Wat is werkelijke liefde dan, zult u zich afvragen? Deze liefde wordt door Hermes omschreven als de Vader van alle dingen, de geest, die leven en licht is, en die de mens voortbracht die aan hem gelijk was. De oorsprong en de bestemming van de mens liggen als een geestelijke matrijs in hem besloten.

 

KOSMISCHE TWEE-EENHEID

De gelijkwaardigheid van man en vrouw, zowel geestelijk als moreel en stoffelijk, is voor de leerling van het rozenkruis geen punt van discussie; die is vanzelfsprekend. De verschillen die er zijn, zijn te verklaren uit de oertypen, de geestelijke matrijzen die aan de mensopenbaring ten grondslag liggen en die bij de man en de vrouw verschillend zijn. Zo zien wij een goddelijke schepping: man, en een goddelijke schepping: vrouw, terwijl deze twee aanzichten samen de menselijke levensgolf vormen. Het doel van de mens, zowel man als vrouw, is: werkelijk mens worden. En wij worden pas mens wanneer wij leren beantwoorden aan de roeping van man en vrouw. En vooral wanneer wij de juiste samenwerking tussen man en vrouw weten te herstellen. Hoe dit mogelijk is willen wij u aan de hand van onderstaand schema uitleggen. De universele leer van alle tijden leert ons dat het lichaam van iedere mens behalve over een stoffelijk aanzicht ook over fijnstoffelijke aanzichten beschikt, die wij hier als lichamen willen omschrijven. Deze aanzichten of lichamen zijn ieder voor zich noodzakelijk om op een bepaald gebied te kunnen werken. Zonder een grofstoffelijk lichaam kan men zich bijvoorbeeld niet uitdrukken in de grofstoffelijke wereld, maar zonder een levenslichaam ook niet in de etherische sfeer. Ieder van deze aanzichten heeft twee polen, een positieve en een negatieve pool, waardoor de arbeid op een bepaald gebied tot stand komt. De termen positief en negatief zijn in dit verband niet als oordeel bedoeld; met positief is bedoeld scheppend, dynamisch, uitstralend. Met negatief gepolariseerd is bedoeld ontvangend, barend.

 

Zo beschikt de man over:

een positief gepolariseerd stoflichaam

een negatief gepolariseerd levenslichaam

een positief gepolariseerd begeertelichaam

een negatief gepolariseerd denkvermogen

 

Bij de vrouw is dit precies omgekeerd, dat wil zeggen:

negatief gepolariseerd naar het stoflichaam

positief gepolariseerd naar het etherlichaam

negatief gepolariseerd naar het begeertelichaam

positief gepolariseerd naar het denkvermogen

 

Hieraan kunt u zien dat in het grofstoffelijke lichaam van de man de positieve pool eerst tot uiting komt, dus primair werkzaam is, terwijl de negatieve pool op de tweede plaats komt. Bij het levenslichaam van de man is het juist andersom, bij het begeertelichaam is het net zo als bij het grofstoffelijke lichaam, terwijl het denkvermogen weer overeenkomt met het levenslichaam. Bekijkt men nu de lichamen van de vrouw, dan ziet men juist het tegenovergestelde. Bij de vrouw is de positieve pool van het grofstoffelijke lichaam secondair en de negatieve pool primair. Bij het levenslichaam is het juist andersom. De polarisatie van het begeertelichaam is ook bij haar weer gelijk aan die van het grofstoffelijke lichaam en het denkvermogen aan het levenslichaam. Een nauwkeurige, objectieve beschouwing van man en vrouw bevestigt dit. De man is in alles het spiegelbeeld van de vrouw en omgekeerd.

Hieruit volgt dan ook dat,wil de mens de grofstoffelijke wereld, de etherische sfeer, de begeertewereld en de gedachtewereld in hun totaliteit, op de juiste wijze leren kennen en beheersen, de man en de vrouw, als een volkomen eenheid, een kosmische twee-eenheid dus, moeten leren samenwerken. Zo zal de man, die alleen de positieve krachten van de grofstoffelijke wereld kent, ook de krachten van de negatieve pool moeten leren beheersen en dat kan hij alleen in samenwerking met de vrouw. En bij de vrouw zal het omgekeerde plaatsvinden.

Ook op andere gebieden van stof zal deze samenwerking nodig zijn. Het negatieve levenslichaam van de man zal het positieve levenslichaam van de vrouw nodig hebben, om de krachten van de etherische sfeer te kunnen doorgronden. De omgekeerd evenredige polarisatie dient de basis te zijn voor een harmonische, vrije en spontane samenwerking. Zij kan zelfs de basis zijn voor een geweldige ontwikkeling, een grootse openbaring. Zij kan man en vrouw het besef brengen welk een heerlijk, goddelijk geschenk de mens in de kosmische twee-eenheid heeft ontvangen.

Op basis van dit inzicht kan het gelukken om op het natuurlijke vlak de verschillende vermogens van beide geslachten relatief harmonisch met elkaar te laten samenwerken, als voorbereiding op en ondersteuning van de samenwerking der geslachten op het bevrijdende pad. Wie dit op basis van het ego wil bereiken zal altijd in conflict komen met zichzelf en de wereld om zich heen. Wie inzicht krijgt in de blauwdruk van wereld en mensheid zal op dat moment -niet later, ook niet na de dood, maar tijdens het leven – een geestelijke weg gaan bewandelen.

 

Het koninkrijk van God

Op deze levensweg kan uit de geestzielebinding met het oorspronkelijke levensveld de ware liefde worden ontvangen en vrijgemaakt. De natuurlijke liefde en de hoogste liefde zullen elkaar dan aanvullen, zonder echter met elkaar vermengd te worden, totdat de kracht van de nieuwe ziel, die de alomvattende, dragende en blijvende liefde voortbrengt, de drang tot zelfhandhaving en de oerdrang tot macht, aanzien en bezit heeft geneutraliseerd. Jezus zei: Als jullie de twee een maakt en als jullie het binnenste maakt als het buitenste en het buitenste als het binnenste het bovenste maakt als het onderste en het onderste maakt als het bovenste en als je het mannelijke en het vrouwelijke een en hetzelfde maakt, zodat de man niet meer een man is en de vrouw niet meer een vrouw als jullie het vleselijke oog vervangt door een innerlijke schouw en je lijfelijke hand vervangt door geestelijke tastzin en je loopbaan vervangt door een levensweg, en je uiterlijke verschijning vervangt door een beeld van God in de ziel dan zullen jullie ingaan tot het koninkrijk.

(Evangelie van Thomas, logion 22)

 

Man en vrouw zijn één

Wat bedoelt Jezus nu als hij zegt: als je het mannelijke en het vrouwelijke een en hetzelfde maakt, zodat de man niet meer een man is en de vrouw niet meer een vrouw? Betekent dit dat we feitelijk allemaal halve wezens zijn? En dat de schepper alleen voor de instandhouding van de menselijke levensgolf de mens tot man en vrouw geschapen zou hebben?Dat op een zeker moment de gescheidenheid van de geslachten ophoudt te bestaan? Dit is zeker niet het geval. Hermes geeft antwoord op deze vraag in zijn dialoog met Asclepius:

“Daarom, Asclepius, is de mens een groot wonder, een eerbiedwaardig en eerwaardig wezen. Hij gaat over in de natuur Gods, als ware hij zelve een god. Hij kent het geslacht der geesten, omdat hij weet, dat hij dezelfde oorsprong heeft als zij. Hij ziet neer op dat deel van de menselijke natuur in hemzelf, dat al te menselijk is, maar hij vertrouwt op dat deel van zich dat goddelijk is [. . . ] Hij looft en dankt God en vereert diens beeld, de kosmos, maar is zich tevens zeer wel bewust, dat Het moge dus duidelijk zijn dat een mens geen partner hoeft te hebben om deze weg te kunnen gaan. Wel kunnen we deze weg gezamenlijk gaan, en dat is ook wat de School van het Gouden Rozenkruis voorstaat. Daarom is zij met haar levende krachtwerkzaamheid in de eerste plaats een geestelijk huis waarin een leerling leeft en werkt aan de onsterfelijke mens, de hemelse andere. De vorm in de stof is geheel gewijd aan een geestelijk bouwwerk dat niet van deze wereld is. Dat bouwwerk heeft zijn fundamenten in de heilige aarde, waaruit de bovennatuur voortkomt. Zo vormt het een belangrijke tijdelijke schakel tussen twee naturen, tussen de bovennatuur en de dialectische natuur. Want het ene doel, boven alles, is uiteindelijk de transformatie en de transfiguratie van de mens en de microkosmos. hij zelf ook beelddrager Gods is, zij het indirect. Want God heeft twee beelden, de kosmos en de mens. Daaruit volgt: omdat hij een eenheid is, kan hij eensdeels met ziel en geest, dat is met verstand en intuïtie, die bestaan uit de hogere elementen en dus goddelijk zijn, opstijgen ten hemel; anderdeels blijft hij, als sterveling van aarde, water, vuur en lucht en dus stoffelijk, met twee voeten op de aarde staan om alle taken die aan zijn zorg zijn toevertrouwd te vervullen”.

Wanneer we deze realiteit in ons leven kunnen tillen,worden we werkelijk mens, en zijn we pas in de volle betekenis van het woord een scheppend wezen. In de woorden van Hermes: “Laat hij die nu, in dit leven, geest bezit ‘inzien’, dat hijzelf onsterfelijk is”.

Dit artikel is afkomstig uit Jaargang: 2006 nummer: 1