Geroepen door het Wereldhart

J.Ritman
Joost R. Ritman

Vanaf het jaar 1924 tot aan de Tweede Wereldoorlog wijdden de broers Jan (1896-1968) en Wim Leene (1892-1938) uit Haarlem zich aan de verbreiding van een universeel onderbouwd Christendom, eerst met de leringen van Max Heindel, vanaf 1935 als zelfstandig Rozekruisers Genootschap. Zij doen dit, onder andere, door de drie manifesten van de Broederschap RC uit de zeventiende eeuw, als een spirituele weg, voor de gewone mens te ontsluiten. Na de oorlog krijgt de organisatie de naam Lectorium Rosicrucianum – Internationale Geestesschool van het Gouden Rozenkruis. J. van Rijckenborgh (geestelijke naam van J. Leene) en Catharose de Petri (1902-1990, geestelijke naam van H. Stok-Huizer) baseren hun werk op de universele Gnosis, en verbinden zich met het gnostieke christendom van de Katharen, dat de Fransman Antoine Gadal uitdraagt. In de jaren vijftig ontwikkelen J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri in hun conferenties een diepgaande visie op het hermetische denken en de Egyptische gnosis, steeds relaterend aan het goddelijkgeestelijke principe (de vonk van de geest) in de huidige mens. In de jaren zestig volgt dan een machtige spirituele visie op de mens en diens nabije toekomst, uitgewerkt in vijf Aquariusconferenties. Bij het begin van de eenentwintigste eeuw is het Lectorium Rosicrucianum een groepering van gelijkgezinden die uit ca. 15.000 leerlingen bestaat en wereldwijd actief is in meer dan veertig landen.

‘Het Evangelie van Johannes zegt: Wie de Zoon volgt, volgt de Vader. Wie de Zoon volgt, roept tevens de Trooster op. Dit wil zeggen, dat de drie vuren niet na elkaar gaan branden, doch tegelijkertijd. De mens die het pad gaat beginnen, trekt dus onmiddellijk de Trigonum Igneum: de vlammende driehoek begint onmiddellijk te branden. U weet dat het mysterievuur het belangrijkste, het verhevenste symbool van God is, van de Geest, van de Gnosis, van de cirkel der eeuwigheid. De roos in u is het potentieel van de God in u. Zodra dat heilige vuur begint te branden, ontstaat er een vuurproces. God zelf treedt dan in u. God zelf verheft zijn stem. De oude Manicheeën gingen uit van de idee dat bij de kinderen van het vuur het licht vermengd was met duisternis. Wij weten dat dit volkomen waar is. In de mens zijn vele duistere elementen, vanwege zijn natuurgeboorte. Die duistere elementen zijn in hem vermengd met de lichtelementen. Als u echter het vrijmakende pad gaat bewandelen, dan wordt het duister in u door het ontstoken vuur aangegrepen. Er ontstaat dus een vuurproces. God zelf treedt uw wezen binnen.’ Catharose de Petri Het Levende Woord


Wij zijn hier vandaag bijeengekomen in het centrale brandpunt van de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis, dat als naam en devies het woord ‘vernieuwing’ voert, ‘Renova’. Het hart van dit geestelijke brandpunt is de Renovatempel, die door de stichters van onze broederschap is opgedragen aan het geestelijke zonnehart van onze planeet moeder aarde, dat zij aanduidden als de centrale geestkracht die het oneindige universum voortstuwt – het geestelijke zonnevuur – Vulcanus. In het kader van deze samenkomst kunnen wij met elkaar zonder enige terughoudendheid spreken over het gemeenschappelijke fundament waarop onze voorgangers en stichters van geestesstromen hun spirituele bouwwerk deden verrijzen, die de aloude hermetische wijsheidsstroming voortbracht, die verwijst naar haar stichter Hermes Trismegistus. In een tijdsbestek dat dichter bij ons ligt, stuiten wij op de legendarische stichter van de Rozenkruisers Broederschap, vader-broeder Christiaan Rozenkruis, die in het ons bekende Scheikundig Huwelijk eveneens stelt: ‘Hermes is de oerbron.’ Aldus willen wij aan het einde van deze zo bijzondere dag, waarin zes vertegenwoordigers der huidige westerse geestesstromingen aan het woord zijn gekomen, nu – als Geestesschool van het Gouden Rozenkruis – nog voor een moment stilstaan bij die grote geestelijke impuls die in het jaar 1875 doorbrak in de westerse wereld. In dat zo historische jaar 1875 heeft de samenleving één van de grootste heroïsche initiatieven beleefd, waarin een spirituele revolte kon ontstaan die gelijktijdig de oude én de nieuwe wereld samenbracht. De stichting van de Theosofische Vereniging door mevrouw Helena Petrovna Blavatsky en kolonel Henry Steel Olcott bracht een schokreactie teweeg, die het wereldbeeld ten opzichte van religie en spiritualiteit op de grondvesten deed schudden. Te midden van een gevestigde en goed georganiseerde samenleving, die gebouwd was op de fundamenten van het klassieke christendom dat in het jaar 325 in Nicea werd gesticht en waarin de dogma’s en de kerkelijke hiërarchie werden vastgesteld, werden nieuwe inzichten inzake de menselijke afkomst en bestemming aan de samenleving overgedragen. Hoewel gescheiden door afkomst, opvoeding en spirituele traditie, staan wij vandaag met elkaar op dit gemeenschappelijke fundament, dat de eeuwen overspant. Wij staan vandaag óók op een kruispunt in de tijd, waarin de vruchten van vele cultuurstromingen zich in de smeltkroes van een nieuwe mensheidsontwikkeling samenvoegen. En daarom is het zo buitengewoon belangrijk om stil te staan bij de getuigenissen van de ons voorgegane wijsheidsleraren over de cruciale betekenis van de mens en zijn optreden in deze wereld. In zijn onvergelijkelijke Rede over de menselijke waardigheid, die wel het manifest van de Renaissance wordt genoemd, verklaart Pico della Mirandola dit op de volgende wijze: Zeer eerwaarde vaders, In Arabische geschriften heb ik gelezen dat aan de Saraceen Abdallah de vraag werd voorgelegd n aar het meest bewonderenswaardige dat zogezegd het toneel van deze geroepen door het wereldhart 45 wereld te zien geeft. ‘Niets bewonderenswaardiger dan de mens’, was zijn antwoord. En deze opvatting komt overeen met de bekende woorden van Hermes: ‘De mens, O Asklepios, is een groot wonder.’ […] En Pico vervolgt: Reeds had God de Vader, de opperbouwmeester, naar de wetten van een verborgen wijsheid aan de magistrale tempel van zijn goddelijkheid – het huis dat deze wereld is, die wij zien – de laatste hand gelegd. De ruimte boven de hemel had hij met geesten getooid, de sferen in de ether levend gemaakt met eeuwige zielen en de delen van de lagere wereld, waar het gevoel zich verzamelt en afscheiding plaatsvindt, met een bonte menigte dieren bevolkt. Maar toen de kunstenaar zijn werk had voltooid, verlangde hij dat er iemand zou zijn die in staat was om van een enorm werkstuk als dit de samenhang te beschouwen, de schoonheid lief te hebben en de uitgestrektheid te bewonderen. Daarom dacht hij pas op het laatst – toen alles af was, zoals Mozes en Timaeus getuigen – aan de schepping van de mens. Aldus nam hij de mens, een werkstuk zonder vastomlijnde gedaante, plaatste hem in het middelpunt van de wereld, en sprak hem als volgt toe: “Aan jou, Adam, hebben wij niet een vaste verblijfplaats, niet een eigen gezicht of een bepaalde gave in het bijzonder gegeven; het is de bedoeling dat jij de verblijfplaats, het gezicht en de gaven die je zelf verkiest naar je eigen wens en inzicht, zult verkrijgen en benutten. De natuur van de anderen ligt vast en wordt binnen door ons voorgeschreven wetten beteugeld. Jij bent aan geen enkele beperking onderworpen. Jij zult voor jezelf je natuur bepalen naar je eigen vrije wil, waaraan ik je heb toevertrouwd. Midden in de wereld heb ik jou geplaatst, zodat je van daaruit alles wat er om je heen in de wereld is gemakkelijk kunt bekijken. Ik heb je niet hemels en niet aards, niet sterfelijk en niet onsterfelijk gemaakt. Als vrij en soeverein kunstenaar moet jij als het ware je eigen beeldhouwer zijn en jezelf uitbeelden in de vorm die je verkiest. Je kunt ontaarden in de lagere vormen, de dierlijke, maar je kunt ook – door eigen wilsbesluit – herboren worden in de hogere vormen, die goddelijk zijn.” Pico schrijft verder over de grote cultuurstromen die nu ongeveer 5.000 jaar geleden in beweging kwamen, waarin de aloude scheppingsmythen en de komst van de grote wereldgodsdiensten afgestemd waren op de naar wijsheid zoekende mens, die binnen de oude mysteriescholen werd ingewijd. De mens, die leeft op een betrekkelijk kleine planeet met haar omtrek van plm. 45.000 kilometer, de aarde, die zo’n 12.000 jaar geleden nog maar een wereldbevolking van enige miljoenen mensen kende. In de tijd dat Pico della Mirandola zijn Oratio wereldkundig maakte, was deze aangegroeid tot zo’n 400 miljoen mensen, en toen H.P. Blavatsky in het tweede gedeelte van de 19e eeuw de Theosofische Vereniging stichtte, bereikte de wereldbevolking al snel, aan het begin van de twintigste eeuw, het respectabele aantal van 1 miljard mensen. Wij zijn ervan overtuigd dat op de achtergrond van deze onvoorstelbare aardverschuiving in de menselijke en kosmische ontwikkeling, gelijktijdig wordt gewerkt aan de bekendmaking van een geestelijk réveil, dat de menselijke geest vertrouwd moet maken met zijn vanaf de geboorte geldende, natuurlijke begrenzingen. Aan de ene kant zien wij die mysterieuze planetaire ontwikkeling, de kosmische samenhang van het planetaire stelsel, gebed in het veel grotere veld van het zodiakale stelsel, en uitmondend in een oneindig universum met haar miljarden sterren en melkwegstelsels.

‘Als vrij en soeverein kunstenaar moet jij als het ware je eigen beeldhouwer zijn en jezelf uitbeelden
in de vorm die je verkiest’

Aan de ander kant zien wij binnen dit geheel die mysterieuze komst van de mens, de onvolmaakte, maar toch geschapene, gevormd uit de bouwstoffen van het oneindige heelal, de sterrenstof, waaruit de schepping én haar schepper te verklaren is. In dit mysterieuze planetaire systeem, werd de oermens, kwetsbaar en sterfelijk, geconfronteerd met een hem dagelijks bedreigende, overweldigende natuur, waardoor zijn leven in die begintijd met enkele tientallen jaren al weer voorbij was. De mens, die in de afgelopen tienduizenden jaren, door zijn zintuiglijke ontwikkeling, te midden van deze bedreigende natuurkrachten mogelijkheden schiep om over de natuur te heersen en haar veel langer te overleven. De mens die nu op weg is de leeftijdgrens van 100 jaar als een noembare barrière te overschrijden, en met hem en door hem, door het onbedwingbare overlevingsinstinct, een mensenbevolking heeft voortgebracht, waarvan het getal 6 miljard als een voorlopig, maar nog steeds groeiend cijfer geregistreerd kan worden. De verwachting is dat de wereldbevolking aan het einde van de 21e eeuw 9 miljard mensen zal tellen. Het is de mens van deze tijd gegeven de ontstaansgeschiedenis te leren kennen van het fenomeen dat hij een sterfelijk, veranderlijk wezen is en te weten waaróm hij, zoals de Rozenkruisers stellen, microkosmos wordt genoemd. Ook is het hem gegeven te doorgronden dat deze aarde met haar cultuurvoortgangen voor de in iedere generatie aankomende nieuwe geboortegolven eígenlijk een doorgangshuis is. De tijd verglijdt, het gewaad vergaat, maar het leven zelf is onvergankelijk. En daarin staat de mens, zoals de wijsgeren van de Renaissance, en de Rozenkruisers in hun Manifesten van de 17e eeuw het stelden, als microkosmos, als kleine wereld, in het centrum. De mens is daarin geplaatst als instrument van waarneming. Hij is deelnemer in de driedeling van Schepper – Schepping – en Schepsel, God – kosmos – mens. Hij is onderdeel in het proces van onafgebroken verandering en vernieuwing. Daarin is het menselijke bewustzijn de sleutel, omdat dit het instrument is dat in staat is dat onafgebroken proces van leven, bewegen en veranderen te registreren. Dat maakt hem naast de schepper en in de schepping, tot medeschepper van zijn eigen toekomst. Zo worden wij ons bewust lotgenoten, deelgenoten, reisgenoten te zijn op die duizelingwekkende ontwikkelingsgang van leven op deze planeet. Verbinden wij dan ook de huidige menselijke levensgolf met die geestelijke pioniers die tienduizenden jaren geleden op deze aarde incarneerden en die de oerstichters genoemd kunnen worden van de zeven grote wereldgodsdiensten. De scheppingsbron van hun inwijdingsvolheid werd verklaard in die kernachtige definitie: ‘In den Beginne was het Woord’ – de Logos, die het leven heeft voortgebracht. In deze oerwijsheid vinden wij de fundamentele verklaring hoe, vanuit de Zevengeest, de goddelijke Vulcanus, zeven oorspronkelijke scheppingsaanzichten tot openbaring kwamen. Hoe een gees- ‘Als vrij en soeverein kunstenaar moet jij als het ware je eigen beeldhouwer zijn en jezelf uitbeelden in de vorm die je verkiest’ geroepen door het wereldhart 47 toelijken zonnekracht zich in zeven stralen splitste en het leven in haar geestelijke, bezielende en vormgevende kracht voortbracht. Het is de ‘prima materie’, de ongedeelde heilige Zevenkracht, die eertijds als de Geest over de Oerwateren zweefde, om het proces van scheppen, en herscheppen, te voeren tot de staat van alomtegenwoordige Geestopenbaring. Hierin herkennen wij ook het axioma van de hermetische wijsheidsleer, dat staat opgetekend op de Tabula Smaragdina, de Smaragden Tafel:

‘Het is waar, het is zeker, het is de volle Waarheid.

Dat wat boven is, is gelijk aan dat wat beneden is,

opdat de wonderen van het ene zich voltrekken.’

De mens, als microkosmos, is dan sleuteldrager en instrument van voltooiing. Na het scheppen van vorm, en door de kracht van haar innerlijk bezielde ontwikkeling, verbindt zich de geest met de onsterfelijke ziel. En zo zouden wij vandaag de vraag kunnen stellen: Welke invloed kunnen wij nog uitoefenen op voorbij gegane tijden en hoe gering is onze invloed op een periode die nog aan het ontstaan is? Wij zijn allen kinderen van onze tijd en zijn zelden in staat over de schaduw heen te stappen die onze aanwezigheid veroorzaakt…! Ligt er dan toch niet in al die scheppingsverhalen – of zij nu de Egyptische, de Chinese, de Indische, de Babylonische, de Hellenistische, de Joodse en tenslotte de Christelijke en Arabische Gnosis betreffen – één centrale sleutel verborgen? Een sleutel die verbonden is aan de vraag waarom de mens een microkosmos wordt genoemd? Dat hij van ongeschapene, nu de geschapene is? Maar dat geschapen zijn, niet betekent dat zijn schepping voltooid is? Dat het vaststaat dat de menselijke gestalte zoals wij die nu kennen, onderworpen is aan een proces van grote biologische veranderingen? Leerden de inwijdingsscholen van alle tijden niet reeds lang geleden dat wij ruimtereizigers zijn in een niet met tijd te meten dimensie? Dat er – naast de zichtbare en met ruimte en tijd te meten werkelijkheid – een begripswereld bestaat, die ons voorstellingsvermogen ver te boven gaat, een bezielde wereld, die de basis is van onze innerlijke bewustwording? Spraken en spreken de heilige geschriften van alle tijden niet gezamenlijk van die geestelijke wereld, waaruit energie én materie ontstaan – de wereld die Hermes Trismegistus verklaarde als een geestelijke sfeer met een alomtegenwoordig centrum, dat geen omtrek kent? In die sfeer ligt het goddelijke scheppingsvuur, waaruit eenmaal de godsvonk – die u allen in uw hart draagt – is voortgekomen. Oorspronkelijk vuur dat, gestold, de diamanten kern van uw microkosmische gestalte uitmaakt. Heeft de schepping zich niet reeds miljarden jaren geleden, als de baarmoeder van toekomstig leven, in liefde voor het goddelijke vuur ontsloten? De formule van heilig, onvergankelijk leven ligt immers als de genetische code in ons verborgen. Zij is toch de weerspiegeling van schepping en openbaring! Staan wij daarom voor een moment stil bij dat grote wereldhart, het diamanten hart van deze planeet, waar miljarden jaren geleden de scheppingscode voor toekomstig leven als in een uurwerk minutieus werd vastgelegd. Vanuit dat wereldhart, dat scheppingsuurwerk, zijn drie oeraanzichten te verklaren: De geestelijke schepping, die zich kenbaar maakt, De bezielde schepping, die in beweging is, De zichtbare schepping, die de openbaring is. Geest – ziel – stof, de drie die één zijn; de kosmos, als het sieraad in de oneindige ruimte. Geest – ziel – persoon, de drie die één zijn; de microkosmos, als het sieraad van de wereld, binnen het proces van eeuwigdurende beweging en verandering. In de kern van dat grote, bewegende en kloppende wereldhart, is de schepper met zijn schepping en met de mens verbonden. Alles wat adem heeft, love de heer ! Uit dát grote, bewegende oerbegin heeft zich in de afgelopen tienduizenden jaren een broederschap gevormd, een orde die zich in deze tijden steeds nadrukkelijker zal gaan manifesteren, als een zevenvoudige wereldbroederschap.

Wanneer wij de ander-in-ons toegang verlenen, zal deze ons de oorsprong van onze menswording
verklaren

Uit die schijnbaar onoverbrugbare kloof van culturen en geestesstromingen, die zo lang door ruimte en tijd gescheiden werden, zal zich een nieuwe bewustwording gaan aftekenen binnen een wereldomvattende zielsgemeenschap, waarin allen in één volheid, als de diamanten in één kroon, worden samengesmeed. Er blijkt een geestelijke lijn van voortzetting en opvolging werkzaam te zijn die het bloed van menselijke bewustwording íedere seconde, vanuit het wereldhart, van nieuwe geestelijke brandstof voorziet. Vandaag, samengekomen als kerngroep die de actieradius van die grote spirituele eenheid vertegenwoordigt, zijn wij opgenomen in een verbond dat wereld en mensheid omvat. Door de duizelingwekkende toename van informatie die uit de vier windstreken wordt aangevoerd vindt er een snelheidscurve plaats, die als het ware bestaat uit twee componenten, tijdsversnellend én ruimteverkleinend – Dit veroorzaakt een nieuw paradigma, dat wij ‘globalisering’ zijn gaan noemen. Aan de ene kant het binnendringen tot in het kleinst deelbare, de wereld van het ontstaan van energie, en aan de andere kant het resultaat van het doordringen tot aan de grenzen van de buitenste ruimte. In de natuurwetenschap is dit omschreven als de impliciete orde, de zich bundelende informatie, tot aan het beginpunt, het Ontstaan terugkerend – en als de expliciete orde, de zich spreidende, ontvouwende informatie, die kan worden aangeduid als een zich voortzettende ‘ontgrenzing’, met als gevolg het wegvallen van een in de laatste duizenden jaren voor ieder vertrouwd referentiekader. Zo staan de grote geestesstromingen voor een ongelooflijk vraagstuk, ja een waagstuk, om de gesloten denksystemen, die wij het geocentrische wereldbeeld noemen, te vervangen door de open denksystemen, die wij het hermetische of heliocentrische wereldbeeld zijn gaan noemen. Gelijktijdig zullen wij de waarneming binnen het vertrouwde referentiekader van het ons bekende moeten verbinden met het ons ónbekende referentiekader van een nieuw bewustzijn. De ontbrekende schakel dienen wij te gaan ontdekken in het binnen onszelf gelegen onbewuste zijn. Zoals een reiziger grenzen overschrijdt en in nieuwe landschappen zijn waarneming verrijkt, zullen wij radicaal moeten afstappen van de aan onszelf opgelegde begrenzing, die bepaald wordt door de tijd-ruimtelijke aanwezigheid. In de komende jaren zal er een nieuw kennisdomein ontstaan dat – gevoed door het beschikbaar komen van nieuwe informatiesystemen – ons bewustzijn en de daaraan gekoppelde waarneming grondig gaat wijzigen met de daarin druppelsgewijs vergaarde essentie van wijsheid en kennis, die de oude Brahmanen ‘de nectar van onsterfelijkheid’ noemden en die in mensen, met mensen en door mensen werkzaam gaat worden. Zoals het druivensap zich door een gistingsproces omzet in wijn, zoals de gist in het deeg het brood tijdens het bakken doet rijzen, zo zal de oogst van duizenden jaren wijsheidservaring door een relatief kleine groep van mensenzielen zich als een spirituele gistingsfactor in de samenleving dienen te bewijzen en werkzaam te worden. Dáárom gaat Wanneer wij de ander-in-ons toegang verlenen, zal deze ons de oorsprong van onze menswording verklaren geroepen door het wereldhart 49 het die onzichtbare, spirituele hiërarchie, die via haar mandaatdragers – iedere keer opnieuw – het manifest van de menselijke waardigheid in doel en bestemming het licht deed zien. Vandaag zijn wij, als de directe opvolgers en vertegenwoordigers van die oeroude traditie, verantwoordelijk voor het bekend maken van een noodzakelijke, volgende stap in de mensheidsrevolte: het ontwikkelen van een nieuw menselijk vermogen, het tot aanzijn brengen van de in-eigen metgezel, de Ander in ons, de onsterfelijke ziel. Wanneer wij díe metgezel in ons toegang verlenen, zal deze ons de oorsprong van onze menswording verklaren en mede daardoor de totstandkoming van een nieuwe waarneming ontwikkelen in het ‘Mens, ken zelve’. Het zal ons verklaren, dat iedere denkbare levensvorm zin en betekenis heeft op deze zo wonderbaarlijke planeet, met haar miljarden levensvormen. Dat de één altijd de lotgenoot zal blijken te zijn van de ander. Dat het individu geroepen is dienstbaar te zijn én te blijven aan het collectief, de samenleving. Dat het kleine altijd in dienst staat van het grotere. Dat het grotere zich altijd zal schenken, om tenslotte alles met zijn geestkracht te doordringen. Zo zullen de zeven draden in de hand van de wever die de weefspoel bedient, een nieuw patroon gaan voortbrengen. Zo zullen de zeven oerstromen, die zich duizenden jaren geleden uitstortten over het totale mensenras, zich in een voor ieder herkenbaar referentiekader manifesteren als een nieuw perspectief in de nu aan- brekende, zo sterk veranderende mensheidsperiode. In die kracht zullen de zeven stralen, die uitgaan van het Wereldhart, het zonnehart van deze planeet, zich tot zeven gouden cirkels gaan vormen die in en met elkaar verklonken zullen worden in het goddelijke snoer van zevenvoudige uitredding. De oorspronkelijke catena aura homeri, de gouden keten van Homerus, zal blijken te bestaan uit miljoenen zielenmensen, die in de gouden keten hun afkomst, hun opdracht en hun toekomst zien. Wij zijn vandaag met elkaar verenigd in de weerspiegelende straling naar geest – ziel – leven om onze eenheid en verbondenheid uit te spreken naar díe onvergankelijke broeder- en zusterketen, die onze zo geplaagde en geteisterde planeet reeds duizenden jaren met haar mantel van Licht omringt in de kracht van het aloude devies: ‘God is Liefde!’

In de kracht van die Liefde willen wij deze voordracht besluiten met een gedicht van de stichter van de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis, J. van Rijckenborgh

Er zweeft een roep de wereld door,

bestemd voor ieder mens.

Zijn klank bereikt het luisterend oor,

zijn draagkracht kent geen grens.

En wij die deze roep verstaan,

ontvangen nieuwe kracht bij ’t gaan.

Op ’t pad van duisternis tot Licht

is deze godenstem een gift.

Met vaste hand naar ’t wenkend vaderland.

 

Na schemering en duisternis treedt ’t Licht ons tegemoet.

De bron die in ’t verborgen is, stroomt dan in overvloed.

Het vuur des geestes is ontbrand,

het straalt en glanst naar allen kant.

Geroepen door het Wereldhart,

rijst boven vijandschap en smart,

de daad als kracht,

tot heerlijkheid en macht.

Dit artikel is afkomstig uit Jaargang: 2009 nummer: 5