Het ontstaan en de invloed van de Axiomata der Rozenkruisers

In de Fama Fraternitatis, die in het jaar 1614 in Kassel werd gepubliceerd, vinden wij zeer uitvoerige informatie over de geboorte en het leven van Vader-Broeder Christiaan Rozenkruis en zijn omzwervingen, die hem door vele landen voerden. Ook treffen wij daarin het moment aan waarop voor het eerst de contouren van de orde en haar deelgenoten zichtbaar worden.

De tekst van de Fama zegt: «Laat ons echter onze geliefde Vader-Broeder C.R. niet vergeten, die na vele moeitevolle reizen en tevergeefs verkondigde waardevolle leringen, opnieuw naar Midden-Europa is teruggekeerd, dat hij (in verband met weldra verwachte veranderingen en onbegrijpelijk gevaarlijke twisten) van harte liefhad. Ofschoon hij door zijn Kunst, en in het bijzonder die der transmutatie der metalen, zeer had kunnen schitteren, liet hij zich de Hemel en diens burgers, de mensen, veel meer gelegen liggen dan alle pracht.

Hij bouwde zich een geschikte, heldere woning, waarin hij over zijn reizen en zijn wijsbegeerte nadacht, en deze in een gedenkboek op schrift stelde. In dit huis moet hij veel tijd aan de Wiskunde besteed hebben, en hij vervaardigde er veel fraaie instrumenten, op alle gebied van zijn Kunst, doch, zoals wij hierna zullen zien, is ons daarvan slechts weinig overgebleven.

Na vijf jaar kwam de gewenste Reformatie hem nogmaals in gedachten. Daar hij van hulp en bijstand van anderen weinig verwachtte, daarnaast echter, wat hemzelf betreft, werkzaam, ijverig en onverdroten was, nam hij zich voor dit werk slechts met weinig helpers en mede-arbeiders te ondernemen. Tot dit doel vroeg hij uit zijn eerste klooster (waarvoor hij een grote genegenheid koesterde) drie zijner medebroeders, Broeder G.V., Broeder I.A. en Broeder 1.0., die in zijn Kennis meer zagen dan toenmaals in het algemeen het geval was. Deze drie verplichtte hij jegens zich tot de hoogste trouw, vlijt en geheimhouding, alsook om alles, wat hij hun mededelen zou, met de grootste ijver te boek te stellen, opdat zij die na hen zouden komen, zo zij door bijzondere openbaring in de toekomst tot de Orde toegelaten zouden worden, niet door ook maar één lettergreep of woord op een dwaalspoor zouden worden gebracht.

Op deze wijze begon de Broederschap van het Rozenkruis eerst met slechts vier personen. Door hen werd de Magische Taal en het Magische Schrift van een uitvoerige woordverklaring voorzien, die wij nog heden ten dage, tot eer en roem van God, gebruiken, en waarin wij grote wijsheid vinden. Zij schreven ook het eerste deel van het Boek M. Doch daar die arbeid te zwaar voor hen werd en de ongelofelijke toeloop van zieken hen zeer hinderde, en bovendien het Nieuwe Gebouw, Sanctus Spiritus genaamd, voltooid was, besloten zij nog meerderen in hun gezelschap en Broederschap te betrekken. Hiertoe werden gekozen Broeder R.C., de zoon van de broer van wijlen zijn vader; Broeder B., een zeer bekwaam schilder; G.G. en P.D., hun schrijvers, allen Europeanen, met inbegrip van LA.; zo waren er nu in totaal acht, allen ongehuwd en door belofte tot maagdelijkheid gebonden. Door hen werd een boekwerk samengesteld van alles wat de mens wensen, begeren of hopen kan.

Toen nu deze acht Broeders alles dienovereenkomstig geregeld en zodanig geschikt hadden, dat er nu geen bijzondere arbeid meer van node was, en ook ieder volkomen de verborgen en openbare Filosofie kon onderrichten, wilden zij ook niet langer bijeen blijven, maar (zoals in de aanvang was overeengekomen) verspreidden zij zich over alle landen, opdat niet alleen hun Axiomata in het geheim door de geleerden dieper onderzocht zouden worden, maar ook, indien zij zelf in een of ander land enige dwaling waarnamen, zij elkaar daarvan in kennis konden stellen.»

«Hun overeenkomst luidde als volgt:

Ten eerste: Niemand van hen zou een ander beroep uitoefenen dan zieken genezen, en wel kosteloos.

Ten tweede: Niemand van hen zou vanwege de Broederschap genoodzaakt zijn een bepaald Gewaad te dragen, maar zou zich naar de gewoonten des lands voegen.

Ten derde: Telkenjare, op de dag C., zou iedere Broeder bij Sancti Spiritus verschijnen, of de oorzaak van zijn wegblijven melden.

Ten vierde: Iedere Broeder zou naar een waardig persoon uitzien, die hem na zijn dood zou kunnen opvolgen.

Ten vijfde: Het woord R.C. zou hun zegel. hun parool en hun inwezen zijn.

Ten zesde: De Broederschap zou honderd jaar geheim blijven.

Op deze zes artikelen verbonden zij zich jegens elkander. De vijf Broeders vertrokken en slechts de Broeders B. en D. bleven een jaar lang bij Vader C. Toen ook deze vertrokken, bleven zijn neef en I.O. bij hem, zodat hij gedurende zijn levensdagen steeds twee zijner Broeders bij zich had.» Tot zover de tekst, die wij in de Fama Fraternitatis uit 1614 aantreffen.

De Dageraad in Europa

Nu wij, ongeveer 400 jaar nadat de samenstellers van de Manifesten der Rozenkruisers Broederschap leefden. een blik slaan op het ontstaan van de grondwet der Orde en de zes grondregelen, zoals die door de acht Broeders (waarvan Vader C., Christiaan Rozenkruis, het centrum en de geestelijk leider was) werden aanvaard, valt ons direkt op, dat de wordingsgeschiedenis betrekking heeft op de eerste honderd jaar, waarin de Broederschap geheim zou blijven. In de latere informatie lezen wij, dat het sterfjaar van Christiaan Rozenkruis 1484 was en dat de profetie “maar na 120 jaar zal de graftempel van C.R.C. opengaan>, betrekking heeft op het jaar 1604, het jaar van een bijzondere constellatie binnen het sterrebeeld van Serpentarius en Cygnus. De samenstellers duidden daarmee aan, dat wij deze periode — de vijftiende eeuw, doorlopend tot aan het einde van de zestiende eeuw en haar ontsluiting vindend in het jaar 1604, het begin van de zeventiende eeuw — dienen te zien als de dageraad, de ochtendzon van een nieuwe fase in cle spirituele geschiedenis van Europa.

De Fama Fraternitatis vertelt uitvoerig over de bakermat van de vroegste geschiedenis van Europa, die wij in het Midden-Oosten vinden. De verbinding die toen nog bestond met de klassieke wijsheid, stammend uit Egypte, Griekenland, Palestina, Perzië en de landen aan de Middellandse Zee, werden voor de eerste keer weer centraal gesteld en verklaard. Dit vond plaats door de Academie van Florentijnse wijsgeren, onder leiding van Marsilio Ficino en onder bescherming van Cosimo en Lorenzo de Medici, in het laatste gedeelte van de vijftiende eeuw. Van deze Academie maakte ook Pico della Mirandola deel uit.

Het geboortejaar van Vader C., 1378, verwijst tevens naar een uiterst belangrijke periode van reformatie binnen de kloostergemeenschappen van de katholieke kerk, een periode die heden ten dage bekend is als de Moderne Devotie, waarin — in navolging van Meester Eckehart — Johannes Tau/er en Heinrich Suso, Thomas à Kempis (geciteerd door de Rozenkruisers), Jan van Ruusbroec en Geert Grote, schrijvend vanuit hun kloostercellen, een geestelijke reformatie en een terugkeer naar de beginselen van het vroege christendom der eerste eeuwen predikten.

Daarbij dienen wij dan ook het geboortejaar van Paracelsus te betrekken: 1493.

De zestiende eeuw kunnen wij zonder enige terughoudendheid zien als de eeuw van de klassieke voorlopers van de Rozenkruisers Broederschap, waar, behalve door Paracelsus ook door Valentijn Weigel, Sebastian Franck, Aegidius Guttmann, Caspar Schwenkfeld en Johannes Arndt het geestelijk klimaat geschapen werd waarop de samenstellers van de Fama Fraternitatis zich daadwerkelijk baseerden. De tijdgeest die zich daaruit ontwikkelde is daarom van grote betekenis geweest voor de voortgaande reformatiegedachte, die in Duitsland onder aanvoering van Maarten Luther in het jaar 1517 concreet gestalte kreeg.

Christiaan Rozenkruis

Aan het einde van de zestiende eeuw, en duidelijk naar buiten tredend met naam en jaartal 1604, werd door de klassieke Broeders Rozenkruisers, die wij nu kennen als Tobias Hess, Christopher Besold en Johann Valentin Andreae een beginselverklaring opgesteld waarop de arbeid der Rozenkruisers Broederschap zich baseerde. Het is duidelijk dat de levende navolging van de Christus, zo indringend beschreven door Thomas à Kempis en de christelijk-hermetische filosofen van zijn tijd, gestalte kreeg in de mysterienaam Christiaan Rozenkruis.

De hermetische traditie der christelijke Gnosis kreeg fundamenteel vorm in de grondregels van de heilige orde van het Rozenkruis. Zij werd door het naar buiten treden van de orde aan het begin van de zeventiende eeuw reeds daadwerkelijk bewezen door een schare van broeders, die in een levende navolging stonden en voortbouwden op de ene hoeksteen, Jezus Christus.

Daarom is ook op die basis de gnostieke traditie van de christelijke inwijdingen een nu bijna tweeduizend jaar oude voortzetting van het mysterie van Bethlehem en Golgotha, de geboorte, het leven, de kruisiging en de opstanding van de Christus. Bevestigd in de arbeid van de apostelen Johannes en Paulus, die de christelijke mysteriën in de westerse wereld introduceerden.

De samenstellers van de Manifesten der Rozenkruisers grepen terug op de profetie en de openbaringskracht van het boek der boeken, de heilige bijbel. Een onderzoek dat in deze dagen wordt afgerond naar de bronnen en aanwijzingen voor het ontstaan van de Manifesten en het opstellen van de grondwet der orde van het heilige Rozenkruis bewijst ons, in de vorm van hun nagelaten notities en verwijzingen in hun eigen handschrift, dat een diepgaande studie van de bijbel werd ondernomen. Tobias Hess, de inspirator, stimulator en verwerkelijker van de klassieke grondwet der orde van het heilige Rozenkruis, maakte vele honderden aantekeningen in zijn persoonlijke bijbel en andere geschriften uit zijn bibliotheek, zoals in latere geschriften, onder andere Het leven van Tobias Hess, geschreven door Johann Valentin Andreae, werd bevestigd. Christopher Besold laat zich in dezen ook niet onbetuigd.

Dit alles samenvattend kunnen wij de zes Axiomata van de heilige orde zien als de voortzetting van de klassieke grondwet of geestordewet, waarop de klassieke hiërarchie der levende Christusnavolgers zich in de afgelopen tweeduizend jaar onafgebroken heeft gericht.

De Broederschap van het Rozenkruis is aan het begin van de zeventiende eeuw, dus nu bijna 400 jaar geleden, in de openbaarheid getreden en heeft haar arbeid ononderbroken voortgezet. De arbeid van Christiaan Rozenkruis heeft in onze tijd een eigentijdse voortzetting gekregen in een vader en broeder van de jong-gnostieke Broederschap, in de persoon van de grootmeester van de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis, Jan van Rijckenborgh, en naast hem de grootmeesteres Catharose de Petri. Zij hebben gewerkt in navolging van de uitspraak der Rozenkruisers «dat eerder de stenen zich zullen aanbieden dan dat het ons ontbreken zal aan uitvoerders van Gods wil en raadsbesluit.» In die gesteldheid en op die hoeksteen voortbouwend, kan de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis de Christusarbeid voortzetten in een navolging van zijn leven, zijn leer, zijn kruisiging en zijn opstanding, geschraagd en gesterkt in de wetenschap, dat de overwinning van het Licht op de duisternis bij voorbaat vaststaat. Terugkerend naar het oprichten van de heilige orde door vier Broeders en de totstandkoming van het Tehuis Sancti Spiritus, het geestelijk openbaringsveld der Broederschap van het Rozenkruis, met ondersteuning van een tweede viertal Broeders (tezamen een dubbel vierkant vormend in het getal acht), kunnen wij stellen dat er een hemelboog gespannen is in de kracht van Saturnus. In onze tijd zal deze naar buiten treden en in de wereld grote geestelijke veranderingen veroorzaken en tegelijkertijd, naar binnen werkend, het mysterieveld ontsluiten waarin vele duizenden broeders en zusters het Tehuis Sancti Spiritus van Vader-Broeder Christiaan Rozenkruis en de zijnen zullen mogen binnengaan. Onder de schaduw uwer vleugelen, 0 Jehova.

 

Dit artikel is afkomstig uit Jaargang: 1991 nummer: 5