Johann Valentin Andreae

JOHANN VALENTIN ANDREAE GEÏNSPIREERD DOOR DE ROZENKRUISERS

HET THEMA VAN MIJN LEZING GAAT OVER DE ROZENKRUISERS VAN DE I7DE EEUW, GEZIEN DOOR IEMAND DIE THANS MET DE IDEEËN VAN DE ROZENKRUISERS VERBONDEN IS EN DIE ER­NAAR STREEFT OM DIE IDEEËN TE REALISE­REN. DOOR DIT UITGANGSPUNT WORDEN UITERAARD ANDERE ACCENTEN GELEGD DAN ZUIVER HISTORISCHE. U MOET MIJN LEZING DAN OOK NIET STRENG WETENSCHAPPELIJK BENADEREN, MAAR VEELEER ALS EEN BE­SCHOUWING DOOR EEN MENS VAN ONZE TIJD. IK VERZOEK U DAARMEE REKENING TE HOU­DEN.

Mijn woonplaats is Calw, het stadje, waar Johann Valentin Andreae woonde en werkte van 1620 tot en met 1638, tijdens de Dertigjarige Oorlog. Wat is er nog over dat aan hem doet denken? Er staat in Calw een Andreaehuis dat eigen­dom is van de evangelische kerk. Het wapen van Andreae is te zien in de Nico­laaskapel op de Nagoldbrug en op vele andere plaatsen in de stad. Op de Wim­berg in Calw bevindt zich een conferentie­oord van het Lectorium Rosicrucianum, het Christian Rosenkreuzheim.

Dicht bij Calw, in Bad Teinach, staat de Drievuldigheidskerk van Bad Teinach met het zo bijzondere barokaltaar dat door prinses Antonia von WUrttemberg geschonken werd. Op een van de panelen is de Universele Leer met kabbalistische tekens en Rozenkruiserssymbolen uitge­beeld. Over dit paneel schrijft Ernst Har­nischfaeger in zijn boek «De mystiek tijdens de barok»: «Er waren drie mensen uit de kring rond prinses Antonia die nauw betrokken waren bij de totstand­koming van dit paneel […] Zij ontvingen onder andere ook haar steun voor hun publikaties.»

Deze drie waren M. Johann Stroelin, Johannes Laurentius Schmidlin en meer op de achtergrond, maar wel doorslagge­vend, de hofprediker Johann Valentin Andreae. Zowel Andreae als Stroeling hebben het schilderij niet gereed gezien. Hofschilder Johann Friedrich Gruber, in onze tijd een volkomen onbekende, ont­ving de opdracht het paneel te vervaardi­gen. In 1673, op de 50ste verjaardag van de prinses, werd het altaarstuk in de nieu­we kerk te Bad Teinach geplaatst. De op­dracht kwam dus van de prinses. Tevens verlangde zij dat haar hart achter dit pa­neel zou worden bijgezet.

Het gebied rond Calw, Stuttgart en Tubingen dat heden deel uitmaakt van Baden Wurttemberg, is sterk verbonden met de geschiedenis van het Rozenkruis in de 17de eeuw. Alle plaatsen waar Johann Valentin Andreae heeft gewerkt liggen niet ver van elkaar. Tubingen, Vaihingen aan de Enz, Stuttgart en Bebenhausen zijn nu gemakkelijk vanuit Calw bereikbaar. In deze stadjes woonden Andreae en de leden van de zogenoemde Tubinger Kring

Daar ontstonden de klassieke geschriften der Rozenkruisers.

Calw werd tijdens de Dertigjarige Oorlog vernield. Via mondelinge over­levering doet het verhaal de ronde dat Andreae met enkele getrouwen, na de grote beproevingen die de stad troffen, de Wimberg beklom. Daar bad hij God om de stad te bewaren voor verder onheil. Het is merkwaardig dat zich op deze Wimberg thans het Christian Rosen­kreuz-Heim bevindt. Hier komen maan­delijks 500 tot 600 mensen bijeen om met elkaar de wijsbegeerte van het Rozenkruis te bestuderen. Zij bezinnen zich op de bestemming van de mens en zij trachten hun levenshouding aan dit doel te confor­meren. In dit bestek rijst natuurlijk de vraag: «Wat was het doel van de mannen die de Rozenkruisersgedachten in de 17de eeuw formuleerden en verbreidden? Wil­den zij alleen de kerk reformeren of gin­gen hun doelstellingen verder?»

Als u het boek van Andreae, «De Al-chemische Bruiloft van C.R.C.» en de an­dere Rozenkruisersgeschriften leest en u laat de inhoud op u inwerken, dan krijgt u de indruk dat hun doelstellingen wel degelijk verder en dieper gingen.

HOGERE AANZICHTEN VAN DE MENS WORDEN TOT LEVEN GEWEKT

Nemen wij «De Alchemische Bruiloft van C.R.C.» als voorbeeld. Daarin wordt verhaald hoe Christiaan Rosenkruis zich op de avond voor Pasen in nederig gebed voorbereidt op het komende feest. Hij be­leeft iets dat geheel buiten de normale men­selijke ervaringen valt en daarmee begint de «Alchemische Bruiloft».

Hij ondergaat diverse beproevingen en wordt geconfronteerd metwonderbaar­lijke dingen. Aan het einde worden de nieuwe koning en koningin, de geperso­nifieerde aanzichten van de hogere mens, tot leven gewekt. Tot het eeuwige leven? Of een nieuw schepsel uit God?

Aan het einde van zijn inwijdingsweg moet Christiaan Rosenkruis de toegangs­poort bereikt hebben. Hij moet het ge­bied van de mysteriën weer verlaten nadat hem daarin een blik werd vergund, omdat hij heeft mogen meewerken aan de tot­standkoming van iets onsterfelijks. Op dit punt bestaat een bepaalde overeen­stemming met het paneel van prinses An­tonia. De prinses staat zelf op het schilde­rij afgebeeld. Zij bevindt zich bij een poort, waarachter Gods bemoeienis met wereld en mensheid in een groot tableau is geschilderd. De afbeelding volgt de kabbalistische gedachtenwereld. Er zijn figuren uit het Oude en het Nieuwe Testament. Onder andere uit de Open­baring van Johannes. Het gaat hier dus om een christelijke interpretatie van de kabbala.

Altaarpaneel Bad STeinach

 

HET ALTAARPANEEL TE BAD TEINACH

Het paneel toont een grote tempel met boven op de koepel het monogram van de prinses, dat tevens als het mono­gram van Andreae beschouwd wordt. Daaromheen zweven de vierentwintig oudsten. Onder hen bevinden zich de drie goddelijke principes: Vader, Zoon en Heilige Geest. Temidden van deze figuur staat een symbool dat ook in het Lecto­rium Rosicrucianum een centrale plaats inneemt. Het bestaat uit een cirkel, een driehoek en een vierkant in één. Overi­gens heeft Jan van Rijckenborgh, de Grootmeester van het Lectorium Rosicru­cianum, dit paneel in Bad Teinach nooit gezien…

Verder ziet u de jonkvrouw met het kind – symbool van de liefde – en de pelikaan die zijn jongen voedt met zijn hartebloed. Aaron staat achter het reuk­altaar. Links van hem ziet u de ijzeren stang met daaromheen de slang. Rechts de gekruisigde Christus. Verder zijn de grote en de kleine Profeten uit het Oude Testament en de vier Evangelisten uit het Nieuwe Testament afgebeeld. De profeet Jesaja heeft in deze afbeelding het gezicht van Andreae gekregen. Hij houdt in zijn linkerhand een kroon en in zijn rechter­hand een gouden beker. Op zijn schoot ligt een boekrol met daarop een laurier­krans. Onder op het schilderij is een grote cirkel van twaalf mannen afgebeeld. De opgestane Christus staat in hun midden. Bij ieder van deze figuren hoort een dier, een plant en een mineraal. Zij verbeelden de twaalf stammen van Israël. In over­drachtelijke zin kunnen zij ook gezien worden als de twaalf Apostelen uit het Nieuwe Testament. Men zou kunnen zeg­gen dat hier Gods Reddingsplan en de na­tuur elkaar ontmoeten, waardoor de noodzakelijke transformatie van de na­tuur naar een hoger plan, doorgang kan vinden.

Het symbool van de cirkel van der­tien personen is ook bij Goethe te vin­den. In zijn gedicht «Geheimen», wordt in dit verband het Rozenkruis genoemd. Hetzelfde symbool komt voor in de Graallegenden over koning Arthur en de twaalf ridders van de tafelronde. Dit symbool staat altijd in verband met het goddelijke reddingsplan voor wereld en mensheid. Of met een groep die aan dit Plan wil beantwoorden. Dat wil zeggen met de Christuskracht die de binding tussen de wereld en de goddelijke wereld heeft hersteld, zodat de mens daarin kan opgaan. Opvallend is, dat in de cirkel van de natuur in welks midden Christus staat afgebeeld, niet alleen de mens met twaalf aspecten is weergegeven, maar dat ook het dierenrijk, het plantenrijk en het mineralenrijk in dit heilsfeit zijn opge­nomen. Als men dat allemaal op zich laat inwerken, kan men concluderen dat hier is aangegeven dat de gehele natuur zal worden verlost. Dezelfde elementen zijn ook – zeer gedetailleerd – door Ru­ dolf Steiner en Max Heindel behandeld.

De prinses heeft in haar linkerhand een anker en in haar rechterhand een vlammend hart. Naast haar staat een lam. Zij aanschouwt het goddelijk reddings­plan vol geloof, hoop en liefde. En zij nadert het geheel en al alleen. Ook C.R.C. wordt in de «Alchemische brui­loft» individueel uitgenodigd. Hij ont­moet weliswaar anderen die zich even­eens op weg bevinden, maar ieder van hen moet zijn eigen beproevingen door­staan en zijn geschiktheid als individu be­wijzen. Dat schijnt een van de wezenlijke boodschappen te zijn die zowel in het lite­raire kunstwerk als in het schilderij wor­den overgedragen. Ieder mens moet zich als individu, vanuit zijn eigen innerlijk, toewenden naar zijn hogere bestemming. Op zijn weg ontmoet hij metgezel­len, maar ook dan moet hij zich als indi­vidu bewijzen.

Dezelfde situatie zien wij aan het be­gin van het boekje «Christianopolis» van Andreae. De pelgrim lijdt schipbreuk in zijn leven en spoelt als enige aan op het eiland Caphar Salama. Daar moet hij be­proevingen doorstaan, voordat hij zich in deze nieuwe wereld kan laten binnen­leiden

HET CONCEPT VAN DE ROZENKRUISERS

De Rozenkruisers zeggen dat de mens door God wordt geroepen om volmaakt te worden en de natuur te verlaten, zodat hij zijn «waarde en adeldom leert ken­nen» zoals de «Fama Fraternitatis» het uitdrukt. De mens moet leren waarom hij een «wereld in het klein» is. Langs deze weg wordt de mens dan naar de volgende trede van zijn ontwikkeling geleid. Moe­ten wij het wellicht zo zien, dat de Christus het voor de mensheid mogelijk heeft gemaakt om deze hogere trap van ontwikkeling te betreden? Er is hier eer­der reeds gesproken over hogere ver mogens in de mens die misschien nog op ontwikkeling wachten. De nieuwe di­mensie bevindt zich echter niet in de ma­teriële wereld. In de geschriften van de Rozenkruisers – en in de eerste plaats in »De Alchemische Bruiloft» – wordt aan­getoond dat deze dimensie van heel bij­zondere aard is. Men denke hierbij ook aan «de onbekende helft der wereld» en aan «de wonderen der natuur» waarover de «Fama Fraternitatis» spreekt.

In andere lezingen werd reeds opge­merkt dat in de oude geschriften van de Rozenkruisers een hang naar ontvluch­ting van de wereld aanwezig is. Ook in onze tijd is er in brede kring een streven naar contacten met andere levens en in­formatiebronnen. Daarbij wordt dan de wereld waarin wij leven vaak uit het oog verloren. Wat vroeger voor enkelen gold, komt nu bij velen voor. Het gaat hier om het verlangen om aan de grenzen van de materie te ontkomen. Wij hoeven slechts te denken aan ervaringen onder invloed van verdovende middelen. Of aan ooster­se praktijken met geforceerde meditatie. Of aan het ononderbroken opzeggen van mantra’s. Tracht men zo spirituele erva­ringen te verkrijgen? In veel gevallen leidt het toch tot abnormaal gedrag!

In de psychoanalyse duidt men de mogelijkheden en informatie die de mens vanuit de ijlere gebieden ter beschikking staan, aan als het «collectief onbewuste» en als de «archetypen van het menselijk bewustzijn». Deze begrippen zijn door C.G. Jung ontwikkeld en worden thans ook in wetenschappelijke kringen gehan­teerd. Maar is dit de weg die de mensheid naar de door God gewenste toekomst kan leiden? Kan het collectief onbewuste een waarachtige voortgang van het bewust­zijn tot stand brengen?

Voedt de mens zich dan niet met dat­gene wat al is gebeurd en wat reeds aanwe­zig is in de natuur en tot die natuur behoort?

In dit verband spreekt men tegen­woordig ook over morfogenetische vel­den die de mensen beïnvloeden en die ook doelbewust kunnen worden opgeroe­pen. Men bewijst hun bestaan aan de hand van nieuwe gedragspatronen, uitvin­dingen en ideeën die op uiteenlopende plaatsen tegelijkertijd naar voren komen.

Is dit het niveau van de weg naar ho­ger leven waarover «De Alchemische Bruiloft» spreekt? Het lijkt erop dat de morfogenetische velden toch ook nog tot de bekende natuur behoren. Wat de ge­schriften van de Rozenkruisers ons duide­lijk willen maken, is echter een weg voor de individuele mens. Een weg die voert naar een totaal andere natuur! Men zou tegenover het «collectief onbewuste» het «individuele bovenbewustzijn» van de Rozenkruisers kunnen plaatsen. Een staat-van-zijn die individueel moet wor­den verworven.

HEBBEN DE ROZENKRUISERS HUN DOEL BEREIKT?

Was dit «individuele bovenbewust­zijn» het doel van de Rozenkruisers? Wil­den zij daarmee de wereld hervormen? In dat geval kan men niet zeggen dat zij de wereld ontvluchten! En als dat hun doel zou zijn, hebben zij dat doel dan bereikt? Bestaat er dan ook een nieuw, morfogene­tisch levensveld met een bovennatuurlijke dimensie? Een veld, waarmee die mens zich kan verbinden, die aan de eisen van dat veld voldoet? Bestaat in dat gebied ook het huis «Sancti Spiritus», zoals het in de «Fama Fraternitatis» genoemd wordt?

Wie met een ontvankelijk bewustzijn de geschriften van de klassieke Rozen­kruisers leest of citeert, kan daarin vaak de bevestiging vinden dat een dergelijk nieuw levensveld bestaat. Het is dan een ervaring die zich niet naar de normen van het natuurlijke leven laat verklaren. Als men deze gedachte verder volgt, rijst on­vermijdelijk de vraag of een dergelijk veld gevormd wordt door voorlopers van de mensheid? Zijn het misschien impulsen uit dit veld geweest die bijna vier eeuwen lang velen hebben aangespoord om de Rozenkruisers te zoeken en hun werk te onderzoeken? Als het scheppen van zo’n invloedrijk veld het eerste doel van de 17de eeuwse Rozenkruisers was, konden zij zich daarna weer terugtrekken in de anonimiteit. Want zij wisten dan zeker dat het door hen geprepareerde veld, het «Tehuis Sanctus Spiritus», niet vernietigd kon worden en dat het zijn invloed op de komende generaties zou blijven uitoefe­nen. Dit zou onder andere verklaren waarom al diegenen, die na de publikatie van de «Manifesten» contact zochten met de Rozenkruisers, daarin niet zijn ge­slaagd. En de meest fantastische verkla­ringen waren het resultaat.

WAAROM DE MENSEN ALTIJD HEBBEN GEZOCHT

Heeft deze impuls misschien ook tot dit symposium geïnspireerd?

En velen van ons gestimuleerd om ja­ren van ons leven te steken in een onder­zoek dat ons niet meer loslaat? Als wij deze veronderstelling als hypothese ac­cepteren, kunnen wij verklaren waarom de mensen altijd hebben gezocht naar het bovennatuurlijke. En waarom zij dat ook nu doen!

Hadden de 17de eeuwse Rozenkrui­sers misschien de bedoeling de mensheid vast te laten wennen aan het idee van een bevrijde broederschap die één fase van het christen-zijn heeft gerealiseerd? Om in de «De Alchemische Bruiloft» een weg te wijzen die ook anderen naar zo’n bevrij­dend levensveld kan voeren? Zou dat zo zijn, dan zouden zij hun doel geheel be­reikt hebben. Want vanaf de 17de eeuw tot op dit moment hebben de ideeën van Rozenkruisers de zoeker gefascineerd. Als dit bovennatuurlijke veld een feit is, worden ook de woorden aan het slot van de «Fama Fraternitatis» duidelijk: «Ook zal ons gebouw, al zouden honderddui­zend mensen het van nabij gezien heb­ben, in eeuwigheid onberoerd, onvernie­tigd, onzichtbaar en volkomen verborgen blijven voor de goddeloze wereld.»

NOG ONVERKLAARDE VERANDERINGEN

Nu zou ik nog willen ingaan op de veranderingen bij Besold, waarover hier reeds eerder werd gesproken. U weet dat Goethe in zijn «Faust» het begrip van de «twee zielen in één borst» heeft geïntro­duceerd. Zou het mogelijk zijn geweest dat ook Besold twee zielen in zijn borst kende? Dat hij tot op een bepaald mo­ment door een religieus idealisme was be­zield, en dat dit op een ander moment moest wijken voor het egocentrisch prag­matisme dat eveneens deel van zijn karak­ter was?

Met betrekking tot de verandering van Andreae kan men inderdaad beter over «aanpassing» spreken. Andreae wekt de indruk dat hij zijn innerlijke overtui­ging nooit heeft losgelaten. Hij reageerde steeds ontwijkend, speelde met woorden en probeerde – waar dat mogelijk was -geen uitspraken te doen die zijn innerlijke overtuiging tegenspraken. In Amsterdam is indertijd gezegd: «Men heeft Andreae nooit correct kunnen plaatsen.»

H. Albert

Intendant Christian Rosenkreuz­Heim, Calw.

Dit artikel is afkomstig uit Jaargang: 1995 nummer: 2