Het oeratoom in het hart, het zuivere en oorspronkelijke overblijfsel van het niet zondige levensbeeld, wordt vaak ver¬geleken met een zevenbladige roos. Het zevenvoudige rozesymbool bestaat uit zeven in elkaar grijpende cirkels, die gemeenschappelijk het centrale hart omsluiten. Behalve dat zij zo het oeratoom symboliseren, vertolkt deze voor¬stelling tevens de kosmische zevenvoudigheid van de goddelijke aardeplaneet. De zevenvoudige en zevenbladige roos vertegenwoordigt dus de gehele zevenvoudige alopenbaring, de zeven universa.
Achter het zichtbare universum, dat Jacob Boehme met recht het grote huis van de dood noemt, liggen nog zes andere universa verborgen. Deze zijn niet met opzet voor ons verborgen. Omdat de
huidige mens echter existentieel uitsluitend van dat huis-des-doods is, kan hij zich slechts daarin uitdrukken en heeft hij vermogens die hem in staat stellen slechts dat ene universum te zien.
Het zevende universum is sterk gekristalliseerd en gedegenereerd. Zijn openbaringen¬vorm is ernstig beschadigd, het is verworden tot de ons bekende tegennatuur. Het zevende universum, waarin wij ons bevinden, is overal, waarheen wij onze blik ook richten. Hoe ver de astronomische hulpmiddelen ook mogen reiken, overal ontmoeten wij steeds het opgaan, blinken en verzinken, de beperkingen van de lagere natuur. De stralingen van alle zichtbare en aantoon¬bare hemellichamen komen uit dat huis van de dood en vinden daarin ook hun begrenzing. Zij hebben dan ook uitsluitend een dialectische werking.
Binnen deze ruimte nu zijn bij voortduring zeven stralen werkzaam. Iedere planeet straalt een zevenvoudig licht uit. Ook onze zon doet dat. Deze zevenvoudige straling bestaat ten eerste uit een stoffelijke straling, verder uit vier etherstralingen en voorts uit een astrale en een mentale stralingswerk-zaamheid. Het kan ons zo duidelijk worden, dat onze zevenvoudige voertuigelijkheid volledig door de zevenvoudige stralingen wordt beheerst. Binnen de kring van zeven stralen speelt zich ons gehele leven af, van de geboorte tot de dood, en van de dood tot aan de geboorte. Binnen dit veld beweegt ons levensrad.
Het Koninkrijk der Hemelen
Buiten ons universum zijn er nog zes andere universa, waaraan wij geen deel hebben. Deze universa hebben een ander doel dan ons universum en zijn van een heel andere geaardheid. De Bijbel noemt die zes andere universa het Koninkrijk der Hemelen. Tot dat Koninkrijk worden wij geroepen door de gezondenen van de Universele Broeder-schap. Er zijn velen die dat rijk gezocht hebben en het nog zoeken. Tallozen hopen het te vinden. Maar naar verhouding zijn er slechts weinigen die het inderdaad vinden en er binnen gaan. Want het Koninkrijk wordt meestal buiten de mens zelf gezocht.
«En er waren 153 grote vissen.
En het net scheurde niet.»
In alle tijden waren er oogstperioden om de gekristalliseerde mensenzielen tot ontwaken te brengen en terug te voeren tot hun oorsprong. Dit geschiedt door middel van straling. «Ik ben het licht der wereld»: de onzichtbare lichtbron die zich verbindt met de geroepen mens. Deze bouwt een instrument, een lichaam, als ontvangststation voor de geestelijke Zon. In dit lichaam straalt de Christuskracht als kern en er gaan twaalf positieve en twaalf negatieve krachten van uit om te ver-breken en te genezen. Er zijn twaalf apostelen. Zij vissen «ter rechter zijde», dat is tegengesteld aan de wereld. Het schip draagt de kleur van de hoop. Andere kleuren duiden op verbreking en ontmaskering (violet) en genezing en liefde (rood). De geestelijke symbolen Duif en Adelaar leiden het schip of de ark. Een veelvoud van vijfvoudige zielen wordt beschenen door het licht. «En er wa-ren 153 grote vissen. En het net scheurde niet.» (C, Pentagram)
De Bijbel zegt duidelijk: «Het Koninkrijk Gods is binnen in ulieden.» Men zoekt het Koninkrijk vaak in vrome woorden, maar daden om op weg te gaan laten op zich wachten. Christus is midden onder ons. Hij is En ons. Dat is een belangrijk gegeven voor de zoeker naar de toegang tot het Koninkrijk.
Het goddelijke aanrakingspunt in het hart, de kern van de microkosmos, kunnen wij zien als een roos die het centrum is van negenenveertig in- en uitgaande stralen. De roos des harten is God in het vlees. Maar deze God kan zich alleen openbaren door transfiguratie van het totale wezen, of, zoals de oude Rozenkruisers het uitdrukten, door de tweede siderische geboorte. Zij brengen daarmee tot uitdrukking, dat het zichtbare universum, met het daartoe behorende zevenvoudige stralingsveld, geen verande¬ring vermag te brengen in onze dialectische existentie. Alleen een fundamentele wedergeboorte kan de toegang tot het Koninkrijk Gods openen. Wat een mens in dit bestaand¬veld ook doet, hoe braaf en goed, humaan of religieus hij ook moge zijn, het zal hem niet nader brengen tot de opwekking en de ontplooiing van de nieuwe ziel.
Ook het verstand, als primaire leidinggeven, kan ons niet tot het doel voeren. Er blijft aldus maar één conclusie over: het onsterk¬felijke kan alleen bereikt worden door middel van de roos, het oer-atoom, dat boven-persoonlijk is en niet aan tijd en ruimte gebonden. De leerling op het vrijmakende pad moet daarom het zwaarte¬punt van het leven verleggen naar het hart, want alleen dan kan zich het wonder vol¬trekken.
Bij dit alles moet men wel bedenken dat de persoonlijkheid, hoewel vaak verguisd, niet nutteloos is. En dat de wereld waarin wij leven eveneens een rol speelt in het weder-geboorteproces dat wij nastreven. Ons bestaansveld is de grote oefenschool der eeuwigheid. Het is het uitgangspunt voor de tweede siderische geboorte en het kan aan z’n doel beantwoorden wanneer de
leerling werkelijk het pad wil gaan, zoals dat in de Geestesschool aan hem wordt voorgesteld.
Hoe kan de mens positief en zeker de weg gaan die tot de tweede siderische geboorte voert? Het geheim ligt in de zevenbladige roos in het hart. Daarin ligt het doel van alle leven verborgen. De zevenvoudige roos houdt namelijk alle zeven siderische geboorten in zich besloten. Van de roos des harten gaan, wanneer zij volledig open-bloeit, negenenveertig stralen uit. In die toestand is de roos weer in volledige wisselwerking getreden met de Nieuwe Aarde en met de zes andere universa. Door de roos des harten kunnen wij verbonden worden met zowel de tijd als de eeuwigheid. Zij is de schakel, die de verbinding met de andere levensvelden tot stand kan brengen.
In de Bijbel wordt ons overgedragen, dat de eerste siderische geboorte een aanvang nam in het Paradijs. Destijds zette de mensheid haar voet op de eerste trede van de zevenvoudige trap die naar boven voert. In het begin voltrok zich de eerste siderische geboorte harmonisch, maar op een gegeven moment ontstond er kristallisatie door zonde en zette zich een neergang in. Een verzinken in steeds dichter wordende materie was het gevolg. De zondeval was hiermee een feit geworden en zo ontstond de toestand waarin wij ons nu bevinden. Maar tegelijk met deze val werd de mens begeleid door de universele stralen, welke bij voortduring de door de mens voortgebrachte zondige, dus ongoddelijke toestanden, neutraliseerden, en die de mensheid in openbaring hielden om haar steeds opnieuw een kans te geven haar zonden op te heffen en terug te keren tot het voor haar oorspronkelijk opgestelde ontwikkelingsplan.
Hoe is de roos in de mens werkzaam, en welke ontwikkeling is daarvan het gevolg? In de symbolische taal wordt gezegd, dat de roos zeven kerkbladen heeft. In de
aanvang vormt zij een knop. Deze roze-knop begint te kleuren, de bloem gaat langzaam open en maakt zich vrij van de omhullende en beschermende dekbladeren. Zoals de rozenknop zich ontvouwt, zo moet in de leerling op het pad het inzicht groeien en begrip ontstaan van het grote doel van de zevenvoudige mensheidsontwikkeling. Door middel van de roos in het hart wordt hij daartoe geroepen. Van de openbloeien-de roos gaat een straling uit, die de leerling zeer direct en positief in een bepaalde richting drijft. Wie gehoor geeft aan de roep uit het andere levensveld, zal de roos tot bloei brengen. De eerste siderische geboorte, de eerste zielegeboorte, kan in het licht van de roos worden herkend en begrepen.
Vele miljoenen mensen doorleven in het dialectische universum hun wielwentelingen, reeds onvoorstelbaar lange tijden, maar zij begrijpen nog steeds niet waarom zij existeren. En nu dienen de stralingen van het oeratoom juist dat doel van het bestaan aan ieder mens duidelijk te maken. Wie deze rozenstralen onderkent, en er gehoor aan gaat geven, hem of haar zal het plan van bevrijding duidelijk worden. Zijn horizonten verruimen zich en in hem groeit een nieuw bewustzijn. Pas dan kan de feitelijke arbeid een aanvang nemen. Dan moet het werkelijke pionierswerk worden gedaan en begint het opruimen van de bij de zondeval veroorzaakte disharmonie. Deze arbeid is de ware Rozenkruiserij. De roep zal dan ook door de tempels blijven schallen: pak uzelf aan in het licht en de kracht die u om niet en overvloedig gereikt worden.
Het pad van de siderische geboorten
Er zijn mensen die menen dat een verstandelijk omvatten van het pad voldoende is. Er zijn er die geloven, dat zij rozenkruiser zijn wanneer zij begrijpen wat er in de literatuur van de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis wordt besproken. Dat is een grote dwaling. Alleen hij is een ware rozenkruiser, die het pad der siderische geboorten heeft betreden, dat wil zeggen: die door het geloof tot de werken is gekomen. Men moet hier een juist begrip van hebben. Het ik van de mensprojecteert als een caleidoscoop in een eindeloze variatie alle beelden die de mens graag wil zien. Maar het zijn en blijven drogbeelden van de dialectiek en beelden uit de spiegelsfeer. De werken van de mens op het pad van bevrijding moeten het bewijs leveren, dat hij hiervan vrij is gekomen en dat hij het pad daadwerkelijk gaat. Een houvast daarbij vormen de ontwikkelingsfasen die het oeratoom door moet maken om tenslotte tot volle bloei te komen.
De eerste fase is het geroepen worden door de Broederschap des Levens. De rozenknop wordt werkzaam. Velen in deze wereld staan op dit punt, maar zij reageren nog niet positief. Wie wel blijk geeft van een positieve reactie, treedt de Voorhof binnen. Dan begint de tweede fase. Door een intens contact met de gnostieke stralingskrachten, verbijzonderd in het levende lichaam van de Geestesschool, komt het eerste kerkblad van de roos tot een levende, in- en uitademende activiteit, tot een wisselwerking met de stralings-bronnen die niet van deze natuur zijn. De negatie van de dialectische natuur neemt dan procesmatig een aanvang. De bestaande levensopvattingen maken plaats voor een nieuwe levenshouding, het pad van wedergeboorte wordt bewust gegaan. Zo kan zich de eerste siderische geboorte voltrekken. De leerling treedt als neofiet, als jonge broeder of zuster, binnen in de Broederschap van het Rozenkruis. In deze fase wordt de wereld der dialectiek bewust doorleefd en doorleden en door negatie wordt de mens tot reiniging van de zondige staat gevoerd. De jonge broeder of zuster wordt tot deze heiliging van het eigen wezen en van wereld en mensheid in staat gesteld door de steeds krachtiger wordende levensstromen, die zijn hartheiligdom vervullen.
Aldus voorbereid, kan de kandidaat een derde fase van zieleontplooiing binnengaan, de fase waarin hij waarlijk deelgenoot van de Broederschap wordt. Het tweede kerkblad ontvouwt zich en de tweede siderische geboorte komt tot stand. De les in de wereld der dialectiek is dan geleerd en de betrokken entiteit keert met een nieuw bewustzijn terug tot het moment en de situatie van voor de zondeval, de toestand van de Adamitische mensheid in het Paradijs, van waaruit de zevenvoudige trap omhoog bestegen diende te worden. De kandidaat in de Christelijke mysteriën is dan getransfigureerd, de geestziel ontvouwt zich en straalt in harmonie met het zevenlicht van het nieuwe universum. Tijd en ruimte zijn overwonnen, en zo een kan spreken: «Dood, waar is uw prikkel?» De leerling ontstijgt aan de aarde en gaat in in de vrede van het andere rijk, het Koninkrijk der Hemelen.