Tot omstreeks het jaar 1920 waren de astronomen van de hele wereld ervan overtuigd dat er maar één melkwegstelsel of galaxie bestond, namelijk het onze. Het Griekse ‘galaxias’ betekent melkweg of sterrenstelsel. Astronomen die het vermoeden hadden dat er misschien nog andere galaxies bestonden, werden in natuurwetenschappelijke kringen als ketters beschouwd en in de toenmalige vakbladen heftig geattaqueerd of weggehoond. Zelfs astronomen die met hun telescopen zagen dat diffuse lichtpuntjes, zogenoemde nevelvlekken, niet tot onze melkweg behoorden maar ver verwijderde galaxies waren, werden in het ongelijk gesteld. Volgens de aloude formule: wat niet mag zijn, bestaat niet!
Op de 2 juni van het jaar 1592 sprak Giordano Bruno tijdens zijn verhoor door de inquisitie in Venetië de volgende woorden uit. Zij klinken als een geloofsbelijdenis. Als een samenvatting van zijn inzichten met betrekking tot heelal en mens. Hij zei:
“Ik geloof in een oneindig heelal als schepping van een oneindige goddelijke almacht, omdat ik het voor onmogelijk houd dat de goddelijke goedheid en almacht een begrensde wereld zou kunnen creëren, terwijl zij behalve deze wereld ontelbaar veel andere werelden zou kunnen doen ontstaan. Daarom heb ik gesteld dat er onnoembaar vele werelden zijn die op onze wereld lijken. En net als Pythagoras ben ikervan overtuigd dat de andere planeten en hemellichamen op een of andere wijze op de Aarde lijken. Ik geloof dat alle hemellichamen werelden zijn. Hun getal is onbegrensd en samen vormen zij één oneindige natuur binnen één oneindige ruimte -en dat is het oneindige heelal: zowel wat het aantal van de hemellichamen betreft als ook wat de uitgestrektheid van het universum betreft”.
Ik weet dat dit niet in overeenstemming is met de algemene geloofsleer. Ik geloof dat elk wezen, waar dan ook in het universum, leeft en bestaat en zich zal voleindigen volgens een goddelijk plan, de goddelijke voorzienigheid. Dit goddelijke plan zie ik op twee manieren:
ten eerste is het aanwezig -als ziel -in het gehele lichaam.En daarom noem ik het natuur, schaduw of spoor van God;
ten tweede is dit goddelijke plan aanwezig op een onzegbare wijze als alomtegenwoordigheid van God. Als een almacht in alles en boven alles. Niet als deel, niet als ziel, maar op een onverklaarbare wijze. »
UITDRUKKING VAN DE ONZEGBARE GODDELIJKE ALOMTEGENWOORDIGHEID
Tot zover deze woorden van Bruno.
Kort samengevat betekenen zij: er is één oneindig universum, één grenzeloze uitgestrektheid. Daarbinnen zijn oneindig veel hemellichamen. Zij zijn uitdrukking van de onzegbare goddelijke alomtegenwoordigheid en almacht die tevens haar natuur en spoor heeft neergelegd in het wezen van de mens, opdat de mens zich zal voleindigen.
Ontkenning is soms de gemakkelijkste weg; aanvaarding is meestal ook overwinning. Een deel van ’s mensen levensgeschiedenis wordt geschreven op de spanningsboog tussen ontkenning en aanvaarding. Het lot van Giordano Bruno voltrok zich op deze boog. Meer dan vier eeuwen geleden beweerde hij dat het aantal sterren of hemellichamen oneindig is. De heersers van zijn tijd konden en wilden die zienswijze niet aanvaarden.
In het jaar 1925 veranderde de eeuwenoude dogmatische visie van de wetenschap. De astronoom Edwin Hubble kon met zijn telescoop op de Mount Wilson – toen de grootste ter wereld -bewijzen dat nevelvlekken inderdaad ver verwijderde sterrenstelsels zijn. Reeds in het jaar 1755 sprak de Duitse filosoof Immanuel Kant het vermoeden uit dat tenminste één van die diffuse lichtpuntjes niet bij de melkweg hoort, maar bij een heel ver verwijderd sterrenstelsel hoort: dat stelsel staat nu bekend als de Andromedanevel. Wij mogen aannemen dat Kant een verrekijker of een telescoop gebruikte. Maar Giordano Bruno beschikte niet over zulke technische hulpmiddelen. Met zijn blote oog kon hij hooguit tussen de vijf- en zesduizend sterren waarnemen. Dat is het aantal dat men in een heldere nacht zonder telescoop kan zien.
Voor zover bekend werd de eerste telescoop in Europa gebruikt in 1609. Door Galileo Galilei. Hoe kwam Bruno dan tot de overtuiging dat er in een grenzenloze ruimte oneindig veel hemellichamen zijn? Misschien kunnen we het antwoord vinden in de eerder geciteerde samenvatting van zijn inzichten omtrent heelal en mens: de goddelijke alomtegenwoordigheid heeft haar natuur of spoor in de mens gelegd -in en door de mens ziet de oneindigheid zichzelf
DE UNIVERSELE RUIMTE EEN GRENZELOOS ETHERMEER
Laten wij aannemen dat wij voor een gewone, rustige ademtocht, dat wil zeggen in- en uitademing, ongeveer zes seconden nodig hebben. Dat zijn dan tien ademtochten per minuut. In de tijd dat wij één keer in- en uitademen heeft de aarde ongeveer 200 kilometer afgelegd op haar baan rond de zon. Onze planeet beweegt zich voort met een snelheid van meer dan 30 km/sec. Dit is al nauwelijks voor te stellen. De zon waar onze aarde omheen draait staat ook niet stil. Hij neemt ons en al zijn planeten mee op een tocht langs de melkweg met een snelheid van 230 km/sec. De voortbeweging van de aarde is echter ingewikkelder:
ten eerste wentelt zij rond de zon;
ten tweede reist zij met de zon langs de melkweg. Dat is al een dubbele spiralende beweging;
onze melkweg beweegt met 90 km/ sec. in de richting van haar buur-melkwegstelsel, de Andromedanevel. De afstand tussen ons melkwegstelsel en Andromeda wordt op zon 2.5 miljoen lichtjaren geschat. Die afstand verandert voortdurend, omdat alles in beweging is. Als wij er van mogen uitgaan dat licht in één seconde 300.000 km aflegt, dan is de afstand tot het dichtstbijzijnde melkwegstelsel in kilometers het getal 22 met daarachter 88 nullen. In woorden zou dat heten tweeëntwintig quadriljoen kilometer. Met een snelheid van 90 km/sec. vliegt of raast of zweeft onze melkweg in de richting van zijn buurvrouw of buurman.
Bruno duidt de voortbeweging van de hemellichamen vaak aan met het woord zwemmen, omdat voor hem de universele ruimte een grenzeloos ethermeer is, de wereldziel, een oneindige oceaan van energie en intelligentie. Wat de beweging en de bewegingssnelheden van de aarde, het zonnestelsel en onze melkweg betreft heeft ons voorstellingsvermogen ons waarschijnlijk reeds volledig in de steek gelaten. Maar wij zijn er nog niet en de vraag is of wij er ooit zullen zijn. Onze melkweg en de Andromedanevel horen bij een duster van melkweg-
stelsels die men de Locale Groep noemt. Dat is een verzameling van enkele tientallen galaxies of sterrenstelsels. En deze gehele groep melkwegstelsels, waartoe dus onze melkweg hoort, beweegt zich met zon 600 km/sec. in de richting van de zogenoemde Virgo-cluster, een andere groep galaxies die zelf ook weer beweegt in de richting van een veel grotere cluster sterrenstelsels, die van de astronomen de naam Great Attractor (De Grote Aantrekker) heeft gekregen.
VIJFTIEN MILJARD LICHTJAREN VER KIJKEN
Ontelbaar vele hemellichamen, sterren, sterrenstelsels, groepen van sterrenstelsels. Onvoorstelbare bewegingen, niet te volgen snelheden in een niet te bevatten ruimte. Maar dat is nog altijd niet de oneindigheid. En wanneer wij zeggen ‘nog altijd niet’, dan wekt het de indruk dat wij oneindigheid ooit eens zouden kunnen omvatten door onze blik naar boven of naar buiten te richten. Met de moderne Hubble-ruimtetelescoop, momenteel waarschijnlijk de beste die er bestaat, kijken astronomen Vijftien miljard lichtjaren ver. Eén lichtseconde is 300.000 km. 15 miljard lichtjaren is geen kleinigheid, maar gerelateerd aan oneindigheid is het minder dan een kleinigheid.
Giordano Bruno stelde dat de oneindigheid zich niet laat verdelen. Niet in gebieden, niet in afstanden, niet in tijdsfasen. Er bestaat niet zoiets als de helft van de oneindigheid. Elke denkbeeldige helft zou volstrekt oneindig zijn. Men kan geen millimeter van oneindigheid afhalen en zelfs die millimeter zou dan oneindig zijn, want er is maar één oneindigheid. Geen tweede, derde of vierde of wat dan ook. De veelvuldigheid verschijnt in en door begrenzing voor ons in drie dimensies opererend bewustzijn. Maar oneindigheid zelf is geen verschijnsel. Zij is de absolute oer-grond van al het bestaande; zij is het absolute. Alles wat in de oneindigheid verschijnt, beweegt. Oneindigheid zelf is onbeweeglijk, want er bestaat buiten haar geen ruimte waar zij zich naar toe zou kunnen bewegen. Als er buiten de oneindigheid nog ruimte zou zijn, dan zou oneindigheid niet oneindig zijn. Wanneer wij ’s nachts onze blik op de sterrenhemel richten, dan kijken wij eigenlijk naar een gigantisch spel van bewegingen, veranderingen, positieverschuivingen en snelheden in een immense ruimte waar wij ons geen voorstelling van kunnen maken. Wij kijken naar een kosmische, interkosmische dans, uitgevoerd op een grenzenloze dansvloer.
IN EN DOOR DE MENS ZIET DE ONEINDIGHEID ZICHZELF
Het dichtstbijzijnde melkwegstelsel is dus ongeveer 2,5 miljoen lichtjaren van ons verwijderd. Astronomen schatten het aantal melkwegstelsels tot nu toe op 400 miljard. Daar word je wel stil van. Stil door de onuitsprekelijke grootsheid van het mysterie dat daar achter schuilt. En dat ook in de mens schuilt! Daarom het zoeken, het verlangen naar kennis en wijsheid, naar inzicht, bevatten en omvatten. Het gelijke trekt naar het gelijke, zoekt het gelijke. In en door de mens ziet de oneindigheid zichzelf. Het éne drukt zich uit in het vele, differentieert zich in een oneindige verscheidenheid. En de mens, deelhebber aan de verscheidenheid, kan na vele omzwervingen, na vele danspasjes op de kosmische dansvloer, bewust deel krijgen aan het oneindige, het absolute Zijn. Dan wordt de dans een immense vreugdedans. Bruno noemt dit de voleinding.
Wie kan zich een voorstelling maken van de snelheid waarmee de aarde om de zon cirkelt? Waarmee de zonnen en de ruim 400 miljard galaxies door de ruimte zweven? Wie kan dat omvatten? Wie kan de afstanden en de ruimten tussen de sterrenstelsels -de oneindigheid -omvatten? Bevatten?
«U LAAT UW EEUWIGE VLAM OPLAAIEN IN MIJN STERFELIJKE BORST»
Maar… waarom spreken de mensen er dan over? Omdat het onvoorstelbare wel een feit is. En dit feit verwijst naar het onzegbare mysterie dat daarachter schuilt. Het mysterie van het heelal, het mysterie van het leven, het mysterie van de mens,
«Deze drie mysteriën zijn één en de sleutel tot dit mysterie ligt verborgen in de mens», zegt Giordano Bruno. In zijn De triplici minima schrijft hij:
“O, Gij, oneindig Ene, u laat uw eeuwige vlam oplaaien in mijn sterfelijke borst, u laat mijn hart zweven in de glans van uw licht en ontbranden in de gloed van uw vuur. Opdat ik, de weg der sterren volgend, door uw oneindige wereld mag trekken, los van alle schaduwen, los van de bindende last der trage materie, los van de macht der zintuigen. Licht, alschouwend licht, u creëert licht opdat alles geschouwd moge worden”. En in een sonnet uit het geschrift Over de oorzaak, het beginsel en het ene:
“Uit u, oorzaak en grond, uit u, eeuwig Ene, stroomt alom leven, zijn, beweging.
U giet zich uit in hoogte, breedte en in diepte, opdat hemel, Aarde en onderwereld tot aanzijn mogen komen!
Met hart en rede, en met mijn geest, mag ik doorklieven uw oneindigheid, die geen getal kan meten,waar overal middelpunt en nergens omtrek is.
In uw wezen leeft en rust mijn wezen. Hoewel verblindheid, waan en furie zich verbinden met de nood der tijd, hoewel gemene daad een band smeedt met laaghartigheid, hoewel de roekeloosheid in ’t kielzog vaart der duis’tre jaloezie, het lukt hen niet de lucht met duister te bedekken, omdat, ondanks hun pogen, mijn ongesluierd oog blijft fonkelen en de schoonheid van mijn zon haar stralen spreidt”.