De Europese wortels van de Graal legenden liggen bij de Kelten. Zij kenden geen vast omlijnde staatsvorm, maar vormden een maatschappij op basis van de impulsen van de Druïden die via barden in de vorm van vertel linnen en zangen aan het volk doorgegeven werden.
Carnutum, het huidige Chartres in Frankrijk, wordt beschouwd als de belangrijkste ontmoetingsplaats van de Druïden. In het omringende woud bevond zich een onderaardse grot waar het beeld van de Virgo Paritura (de maagd die zal baren) werd bewaard. Daar wachtten de Druïden op de geboorte van hem, die in de afgrond zou afdalen en deze zou overwinnen. In Bretagne, Ierland, Wales en Schotland zijn nog vele sporen van deze religieuze cultuur aanwezig. De Keltische mythologie werd onder andere in woorden neergelegd in De vier takken van de Mabinogion. Daarin wordt even eens gesproken over een Graal, zij het in een andere dan de bekende vorm. Hier was het een ketel of cauldron die dient als inwijdingsattribuut. In feite waren er twee ketels: de ketel van weder geboorte en de ketel van volmaaktheid. Over de eerste ketel wordt gezegd dat een in de strijd gevallen held zou herleven, nadat hij in de ketel was ondergedompeld. De andere ketel was gevuld met het voedsel dat de herboren held nodig zou hebben om verder te gaan. Deze ketel was leeg voor diegenen, die hem naderden zonder als held te hebben geleefd.
DE KETEL VAN CERIDWEN
Ceridwen was een Keltische moedergodin. Zij bezat een ketel waarin zij de vloeistof bereidde die wedergeboorte of gedaanteverwisseling teweeg kon brengen. Een jonge knaap die één druppel van die vloeistof zou opdrinken, zou alle geheimen kennen en na een reeks gedaantewisselingen geboren worden als de grote Druïde en bard Taliesin, eerst nog leerling van Merlijn en later zelf Merlijn genoemd. De naam Taliesin betekent ‘stralend voorhoofd’. De ketel en de kelk zijn vrouwelijke symbolen en zij verbeelden het ontvangende principe; de lans en het zwaard zijn symbolen van mannelijke kracht.
DE KELTISCHE ZONNEKRUIZEN
Het Keltische hoogkruis toont aspecten van de vermenging van oosters christendom en westerse Druïdenwijsheid. Het is echter niet alleen een uitbeelding van het fysieke lichaam, maar ook van de ontmoeting tussen Geest en materie. Dikwijls zit er een zonnewiel of een werveling in het midden van het kruis,vergezeld van in elkaar grijpende drievuldigheidstekens. Het opgerichte kruis is ook symbool van een mens, staande met uitgebreide armen, de voeten vast op de grond. Op het snij punt van de beide balken bevindt zich de zon die hoofd en hart omvat: een beeld van de door de Geest Gods vernieuwde mens. Uit de verbinding van de oostelijke Graalstroming en de Graaltraditie van de druïdische Kelten ontstonden het Keltische christendom en de Tafelronde van Koning Arthur. Merlijn was de grote ingewijde in de mysteriën van de Druïden. Uit dien hoofde was hij bekend met hetgeen er zou geschieden. Daar hij volgens de legen den toegang had tot alle levenssferen, kon hij de voorwaarde scheppen waaronder Arthur ter wereld zou komen in Tintagel, een kasteel aan de kust van Cornwall, in het Zuidwesten van Engeland. Merlijn had met Koning Uther Pendragon afga sproken, dat hij de jonge prins zou meenemen en opvoeden op een veilige plaats. Toen Arthurs vader stierf, ontstond er onenigheid over zijn opvolging, daar niemand wist dat de koning een zoon had.
Op Kerstavond verscheen er op het marktplein plotseling een steen, met daarin gestoken een zwaard. In vlam mende letters stond op dit zwaard ge schreven dat diegene die het uit de steen kon trekken, Koning van Engeland zou worden. Menig ridder beproefde zijn krachten en uiteindelijk was het de jonge en argeloze Arthur die het zwaard zonder enige moeite uit de steen haalde. Daarmee verried hij zijn afkomst en zijn roeping. Merlijn, die dit volgens de legende in scène had gezet, werd adviseur van de jonge koning en samen brachten zij vrede en welvaart in het land. Toen nu de Graal naar Engeland was gebracht, had Merlijn van de grote visser instructies gekregen een Tafelronde te stichten. Koning Uther Pendragon had hem gevraagd deze erfenis door te geven aan zijn zoon. Arthur zou geschikt zijn om deze taak te verrijk ten. Hij zou een nieuwe broederschap stichten en daarin allen bijeenbrengen, die door hun woord en daad het kwaad bestreden. Merlijn
verschafte Arthur het magische zwaard Excalibur om voor de goede zaak te gebruiken. De drager van dit zwaard — geschonken door de Dame van het Meer — was onoverwinnelijk. Het volk wilde echter niet alleen een koning die overwon, maar ook een konijn gin aan zijn zijde. Die vrouw, Koningin Guinevere, bracht ongeluk over de broederschap van edele ridders. Haar verstandhouding met Lancelot, de beste vriend van Koning Arthur, bracht problemen met zich mee. Koning Arthur era geerde niet met afgunst, haat en woede, maar met begrip. Ook had hij moeilijke den met zijn halfzuster Morgan le Faye die hem verleidde en een zoon schonk, Mordred, de grote tegenspeler van Koning Arthur. Morgane la Faye trachtte de Tafelronde te breken, maar stuitte daarbij op de hoge moraal van de deelnemende ridders. Vooral Galahad liet zich niet door haar beïnvloeden.
U MOET NU OMKEREN
Toen Galahad door Merlijn naar de Tafelronde werd geleid, nam hij zonder moeite plaats op de 13e zetel, die bekend stond als de ‘gevaarlijke zetel’. Op dat moment verscheen zijn naam in lichtende letters op de leuning van de stoel. Hij was de ridder waarop allen zo lang hadden ge wacht. Tegelijkertijd werd ook de Graal door engelen binnengedragen en iedere ridder ontving daaruit het beste voedsel. Deze gebeurtenis sprak de ridders dusdanig aan dat zij besloten de Graal, die in middels weer uit het gezicht was verdwenen, te gaan zoeken. Alleen Koning Arthur bleef achter op Camelot. Ridder Gawain sprak als afscheidswoord: «U moet nu omkeren, want u bent niet ie mand van ons ». Ook Merlijn ging niet mee om de Graal te zoeken. Hij had zijn taak vervuld en trok zich uit deTafelronde terug. Tenslotte moest Koning Arthur tegen zijn eigen zoon Mordred strijden. Zijn adviseurs raadpleegden de sterren en adviseerden hem zijn tent de volgende dag niet te verlaten. Die nacht droomde de koning dat hij vastgeketend was aan het Rad van het Lot dat door de godin Fortuna in beweging werd gehouden. De ene keer bevond hij zich aan de top als koning, de andere keer was hij een bedelaar onderaan het rad. Nu begreep hij de onbuigzame wetmatigheid van het Wiel van Incarnatie. Hij overzag zijn leven en ontdekte de betrekkelijkheid van het streven naar aardse goedheid en volmaaktheid. Met die inzichten gewapend ging hij de volgende dag het gevecht aan met zijn zoon. Zij brachten elkaar dodelijke won den toe. Mordred stierf en Koning Arthur liet zich door zijn vriend Bedivere naar een meer brengen dat in de buurt lag. Daar gaven zij het zwaard Excalibur terug aan de Dame van het Meer. Een boot met negen vrouwen bracht Koning Arthur naar het glazen eiland Avalon om hem daar te verplegen en hem gereed te maken voor zijn terugkeer als de tijd daar toe gekomen zou zijn. De zoektocht naar de Graal werd voortgezet. Hoewel vele ridders daarbij omkwamen of verdwaalden, werd de heilige kelk door drie ridders gevonden: Bors, Parcival en Galahad. Maar slechts één van die drie mocht de Graal ook werkelijk naderen en de legende verhaalt dat «hij daarop verdween uit de wereld».
«Kijk, dat waren nog eens helden! Arthur, Lancelot, Parcival en Galahad. Be stonden zij nog maar!» De mens is door de eeuwen opgevoed met het beeld dat de ware held buiten hem leeft. Daarom kan hij zich na zo’n prachtig verhaal rustig omdraaien en met zijn dagelijks leven verdergaan. Het leven gaat door. Eten, drinken, slapen. En misschien in de vakantie even omrijden naar Tintagel om te kijken of je daar nog iets kunt vinden… En de boodschap van de Graal dan? Die klinkt in elk facet van deze nobele geschiedenis door. Het levensverhaal van de mens. De ingegrifte feiten van zijn zoek tocht door het leven en zijn idealen, zijn moedeloosheid, zijn ontdekkingen en zijn teleurstellingen. Wat heeft hij ge zocht? Wat zoekt hij nu, in deze tijd van snelle machines en kunststof? Zijn hele leven is niet anders dan dat van de ridders op zoek naar de Graal. De één gedreven door een hoog ideaal en het verlangen zijn medeschepsel te dienen, de ander uit de zucht naar macht over de natuur en haar bewoners. Iedereen heeft zo de ver schillende aspecten van de queeste in zich. In iedereen ligt de Koning Arthur verborgen. Een goede koning is dan ook geen tiran, maar draagt bewuste verantwoordelijkheid voor al het leven dat aan zijn lei ding is toevertrouwd. Hij gebruikt zijn onderdanen dan ook niet om zijn eigen doeleinden te bereiken, hij buit hen niet uit. Als een waarachtige ridder strijdt hij niet voor eigen voordeel. Bestaan zulke ridders nog? Iedereen heeft nog wel iets van die in eerlijke stem — zijn geweten — die hem aanspoort het rechte pad te gaan. Om iets van die stem te kunnen vernemen, is in eerlijke rust en stilte vereist. Luisterend naar die stem, kan de dolende ridder zijn ware levensdoel herkennen, ontdekken en bereiken.