DE KUNST VAN HET POTTENBAKKEN
De geboorte van de nieuwe ziel is een levensgeheim, dat in de middeleeuwen vooral werd gezocht door de kring van alchemisten. in de 8e en 9e eeuw kende men nog de innerlijke betekenis van de alchemie. de wetenschap van de innerlijke transformatie werd, volgens de wetten van de alchemie, veelal beoefend door onderzoekers, die teruggetrokken leefden. men vergeleek de alchemie heel vaak met de evangelische teksten, zoals uit oude manuscripten blijkt. sommigen van hen wisten dat het in het verhaal van het evangelie om een innerlijke transformatie gaat, en niet om een historisch verhaal. juist het vermeend historische is de mythe van het evangelie!
Tijdens de alchemistische proeven observeerden de onderzoekers de veranderingen van de materie die aan het vuur werd toevertrouwd. Deze veranderingen kwamen overeen met de veranderingen in hun eigen wezen. Aan de waarnemingen van de werking van het vuur ontleenden zij veel kennis omtrent de veranderingen die in het zelf plaatsvonden. De toepassing van deze kennis resulteerde tevens in de verfijning van de kunst van het pottenbakken: een vaas kon door chemische reacties tijdens het bakken de verschillende kleuren van het vuur prachtig weergeven. Deze kleuren werden immers op alchemistische wijze uitgelegd.
Het verhaal van het evangelie bevat drie verschillende aspecten:
1. de geboorte van Johannes de Doper en zijn leven,
2. de geboorte van Jezus en zijn leven,
3. de geboorte van Christus, zijn leven en zijn lijden.
Johannes doopt met water. Johannes is de laatste van de profeten. Hij kondigt de komst aan van Hem, ’van wie hij niet waardig is de schoenriem los te maken’. Joannes betekent water. Jezus wordt door Johannes in de Jordaan gedoopt. Vervolgens daalt de geest, in de gedaante van een duif, neer op Jezus, die met vuur wordt gedoopt: op dat moment verbindt Christus zich met de mens Jezus.
De apostelen worden met vuur gedoopt op de dag van Pinksteren en zij verkrijgen het vermogen ’in talen te spreken’. ‘Christos’ is hij die gedoopt is met olie, of met vuur. De kunst van het pottenbakken begint met de keuze van de zuivere klei. Vervolgens mengt de pottenbakker de klei met water om deze vochtig en kneedbaar te maken. Van de vochtige klomp klei trekt hij op de pottenbakkersschijf de vorm van een vaas. De vaas van klei is het symbool voor de aardse mens , zoals de Bijbel overvloedig aantoont.
De klei van de vaas kan goud bevatten: de vaas wordt dan gewijd voor een heilig gebruik. De gewijde vazen worden op een speciale manier gebakken en de zeven regenboogkleuren van het goud en de andere edele metalen verschijnen aan de buitenkant van de vaas. De gewijde vazen worden dan in de tempel van God geëerd!
God wordt hier vergeleken met een pottenbakker. De pottenbakker kent niet het resultaat van de alchemische werking van het vuur, maar, als goed ambachtsman, weet hij van te voren waarvoor de vaas die hij maakt gebruikt zal worden. De klei voor de erevazen, bestemd om God te eren, wordt met zorg gekozen, en men kan in vergelijking zeggen dat een zoeker die een geestesschool nadert geen gewoon mens is, maar een ’met zorg uitgekozen’ persoonlijkheid. Voor diegene die zoekt wordt een andere weg uitgestippeld dan de gewone wereld aanbiedt. Hij stelt zich niet meer tevreden met wat men hem vertelt, met de gewone wereldse kleuren, met de gewone vermakelijkheden, maar hij zoekt ’iets anders’. Hij wordt wat wij noemen ’een zoeker’. Door de vele ervaringen heen, wordt de zoeker langs verschillende wegen geleid.
De klei van de persoonlijkheid wordt langzaam verwijderd uit de aardse grond. De pottenbakker heeft zijn klei uitgezocht en hem met zorg van de aarde gescheiden.
Dan komt het moment waarop de klei wordt vermengd en met water nat gemaakt. Dat is het eerste contact met een spirituele leer. Alles wordt in het leven ondersteboven gehaald. Alle waarden van het leven worden door elkaar gegooid en in de war gestuurd. Geheel nieuwe verhoudingen met mensen en zaken treden op. Het is een ervaring die de zoeker zijn hele leven lang onthoudt.
De zoeker die deze wanorde aanvaardt, die zich door het leven nog niet te zeer heeft laten verharden, hervindt als in een nieuwe jeugd een nieuw enthousiasme, een nieuw levensdoel. Hij gaat een spirituele weg op, in de praktijk van de leer: de klei, kneedbaar geworden, wordt op de draaischijf gezet.
Deze leer komt hoe dan ook altijd voort uit een straal van het universele licht. Het kan direct de leer betreffen van de grote gezondenen van het Licht, Jezus, Krishna, Boeddha, of een mens die deze leer heeft verklaard en een broederschap heeft gevormd.
De schijf wordt aangedreven, de klei wordt in beweging gezet en gevormd door de vingers van de pottenbakker. Beetje bij beetje vormt de mens zich naar de leer. Hij stemt zijn leven af op de leer. Het betreft een doop ’met water’, een inwijding door water, want de zoeker reageert op een passieve manier. Zo kan men zien hoe een volkomen westers mens een Zen-monnik wordt of een jonge Koreaan een volgeling van Victor Hugo, of dat de leringen van een broederschap van de Andes in Zuid-Amerika in praktijk worden gebracht midden in een grote stad als Parijs of Amsterdam.
In deze toestand is de inwijdingskandidaat nog kneedbaar, hij is verbonden met de kracht van de eeuwigheid. Het is ‘de voorhof van de inwijdingstempel’. In deze voorhof is alles mogelijk. De voorbereiding is noodzakelijk, opdat de klei de volgende fase kan ondergaan.
De kandidaat gaat vastberaden zijn levensweg, met alle toewijding van zijn wezen. Het is het geloof dat alles mogelijk maakt en alles verandert.
Zegt men niet ’dat men door de kracht van het geloof bergen kan verzetten’? Het is de fase van de ontdekking, van de opneming in een groep, de fase van devotie. Het is de fase van de ’Johannesmens’. Johannes is de man die geboren is uit deze natuur en die vastbesloten is de weg van de grote bevrijding te gaan en van ganser harte alle gevolgen ervan te accepteren. Er gaat van hem een grote kracht uit. Door de zuivering verbindt hij zich weer met de fundamentele natuur. Hij wordt in staat gesteld deze kracht met anderen te delen.
Niets werkt aanstekelijker en wekt meer tot werkzaamheid dan iemand te zien die doet wat hij zegt en leeft naar wat hij onderricht. Want de doop met water, de doop van ’Joannes’ heeft een grens. Het is de grens van het mens-zijn, van de klei waarvan wij gemaakt zijn. De geloofsstaat waarop de aardse persoonlijkheid gebaseerd is, opent soms ook de deur voor illusies… en desillusies. We geloven het licht, het verhevene, aangeraakt te hebben, maar de basis van ons wezen is niet veranderd. De mens van de natuur verzet zich tegen een kritieke situatie, de oude instincten om te behouden komen aan de oppervlakte.
Wij kunnen het verheven gedrag, dat wij ons eigen hadden gemaakt, niet handhaven. Het is de mislukking vanwege de aardse instincten, het verlangen naar veiligheid, woede, jaloezie, bezitsdrift, enzovoort. De grens van het mens-zijn is bereikt.
De kandidaat ondergaat een opeenvolging van vervoering en diepe depressie. Het ene moment zweeft hij op de wolken en het volgende ogenblik is hij vervuld van wroeging en schuld. De reden daarvoor is dat de persoonlijkheid geboren uit deze natuur, de klei getrokken uit de aarde, zelfs wanneer zij onloochenbare kwaliteiten bezit, nog door het vuur moet gaan om van natuur te veranderen. Na kortere of langere tijd zal de kandidaat zelf ertoe overgaan te vragen, te smeken om een nieuw licht, een ander begrip, om de zuivering van zijn wezen. Johannes zuivert zijn inzicht, zijn begeertelichaam, en brengt ze in harmonie met de goddelijke natuur. Meteen treedt Jezus op, en het kan niet anders dat hij op een zeker moment Johannes ontmoet. Maar deze ontmoeting zal op een volkomen onverwachte wijze plaatsvinden. Terwijl de kandidaat het licht aanroept opdat dit licht hem verandert, onderwerpt het licht zich aan hem en vraagt door hem te worden veranderd.
Het is niet Johannes die door Jezus wordt gedoopt, maar Jezus die zich helemaal in het water dompelt en geheel veranderen, of het vuur weigeren. Degene die niet wil, wordt dan uit het vuur gehaald en het gedane werk met de klei van de vaas wordt dan teruggebracht tot de aardse elementen. De klei behoudt echter een spoor van zijn gang door het vuur, waardoor de persoonlijkheid in een volgende poging gezuiverd kan worden.
Maar als het natuurbewustzijn aanvaardt dat het niet meer de eerste plaats inneemt, als de ziel zich overgeeft aan God, begint de stem van het nieuwe bewustzijn te spreken. Het is de grote metamorfose van de ziel. Naast de stem van de leer wordt de stem van de ziel direct hoorbaar. Het is een lichtend bewustzijn, dat alles wat zij nadert doorboort met licht. De eigenlijke alchemische fase ontvouwt zich. Daar kan hier niet in detail over gesproken worden, want zij is voor iedereen verschillend. Men kan ervan zeggen dat de oven geleidelijk wordt gesloten en dat alle zuurstof die hij bevat wordt verbrandt. De temperatuur stijgt nog steeds. Het natuurlijke proces van oxidatie verandert en er verschijnen kleuren op de aarden vaas door de transformatie van metaalzouten van de klei. De vaas tooit zich met levendige kleuren. Men spreekt van het ’lichtkleed van de ziel’ of van de ziel die het Gulden Vlies vervaardigt.
Van Jezus-mens wordt de kandidaat Christus. De fundamentele witte straal splitst zich en de zeven regenboogkleuren verschijnen. Hij kan zich ’meester van de steen’ noemen.
De vaas is klaar om uit de oven gehaald te worden, en men kan tegen de kandidaat, tegen de leerling van een Geestesschool, zeggen: “Blijf dicht bij de vaas om haar kleuren kenbaar te maken”