Iran, het voormalige Perzië, is al eeuwenlang het middelpunt van de Arabische wereld. In het Westen wordt vaak over het hoofd gezien, dat de verschillende Arabische landen heel verschillende tradities en wortels hebben. De tot nu toe bekende Perzische mythologie en overleveringen gaan terug tot ver voor de invoering van de Islam.
Onderzoek toont aan dat het streven om mensen bewust te maken van hun ware bestemming universeel is. Getuigenissen in woord, geschrift en uitbeelding zijn over de gehele aardbol te vinden. Het is als een gouden draad die zoekers van alle volkeren en culturen door de eeuwen heen met elkaar verbindt. Nadat de Islam in Perzië staatsfonds dienst was geworden, bleven er stromin gen en impulsen actief die de oude spirituele Iraanse erfenis trachtten te doen herleven. Zij zochten de innerlijke lijnen die bewaard waren gebleven en pasten deze aan het tijdsbeeld aan. Zo werd de gouden draad — waar nodig — hersteld en in ere gehouden. In de 12e eeuw verbond de Perzische wijsgeer Shihab ad-Din Yahya al-Suhra wardi (1154-1191) de leer van Zarathustra en de oude Iraanse overleveringen met de hermetische wijsheid en het Griekse neo platonisme. Hij putte uit deze bronnen om zijn oude boodschap te actualiseren, want die beide wijsheidsstromen waren in zijn tijd zeer bekend en gewaardeerd. In één van zijn vertellingen brengt hij in enkele zinnen het beeld van de Graal tot leven. Een helder en krachtig beeld, dat de diepe waarheid van de spirituele verlos signaleer uitstraalt. De bronnen van zijn opmerking over de Graalwerkzaamheid liggen in de Perzische prehistorie verbod gen.
DE MAGISCHE SCHAAL MET ZEVEN CIRKELS
Iedere Iraniër kent en vereert het Koningsboek, de Shah-nameh, dat in het jaar 1000 n. Chr. door de grote dichter Firdausi werd samengesteld en dat uit 5o.000 verzen bestaat. In Iran heeft het ongeveer dezelfde waarde als de Odyssee van Homerus of de Goddelijke Komedie van Dante in het Westen. Het Koningsboek is een gigantisch epos dat verhaalt over de alleroudste tijden, toen wijze vorsten hun volkeren rechtvaardig wisten te leiden en zij hun culturen tot grote bloei brachten. Jamshid, de vierde koning uit die periode, was belangrijker dan zijn voorgangers. Er wordt van hem verhaald dat zijn troon zich in de lucht bevond en dat hij een magische schaal met zeven cirkels bezat. Deze schaal staat in de Perzische mythologie bekend als ‘de Kelk van de Jamshid’. Later werd hij ook omschreven als ‘De schaal die het Universum weerspiegelt’. Toen Jamshid echter ingenomen raakte met zijn eigen werken, werd hij ondergeschikt aan de Boze. «Ik ken op aarde alleen nog mijzelf. De koninklijke troon heeft nog nimmer een beroemd man als ik gezien.» Zo verdwaald in zijn eigen geest, werd hij door een jonge man die in opdracht van de Boze handelde, van zijn troon gestoten. Die daad was het begin van de nog altijd durende strijd tussen goed en kwaad, gesymboliseerd in de strijd tussen Iran enTuran. Koning Jamshid was geen uitvinding van Firdausi. Zijn beschrijvingen van het Iraanse verleden en van de eerste 17 konijn gen knopen aan bij het werk van de grote wijze Zarathustra (ca. 628-551 v.Chr.), die in Perzië de monotheïstische leer van Ahura Mazda en diens tegenspeler Ahri man verkondigde. Jamshid was de oer koning Yima uit de overleveringen van Zarathustra, die teruggaan tot de prehistorie van India. De regeringsperiode van Yima staat bekend als de Gouden Eeuw, waarin ziekte noch dood heersten. Hij was een wijs en rechtvaardig vorst en stond bekend als de Goede Herder. Het aantal onsterfelijken nam onder zijn beleid zo snel toe, dat hij besloot de Aarde driemaal te vergroten. De demon Mahrkuscha zond echter een geweldige vloedgolf, gevolgd door hete zomers en grote droogte en alleen Ahura Mazda kon nog voorkomen dat de mens werd uitgeroeid. Hij gaf Yima opdracht een onderaardse woning te maken waarin alle mensen en dieren een veilig onder komen konden vinden en waar water, bomen, bloemen en vruchten voor hen in overvloed aanwezig waren. DE GOUDEN EEUW WAS VOORBIJ EN YIMA WAS STERFELIJK GEWORDEN Er wordt wel gezegd dat de catastrofe te danken was aan Yima’s hoogmoed. Hij zou zich van zijn Schepper hebben afga wend en zich in leugens hebben gehuld. De Gouden Eeuw was toen voorbij en Yima werd een sterfelijk wezen. Toen hij zijn onwaarheden uitsprak, trok het Licht der Glorie (Xvarnah) zich terug. Volgens Iraanse opvattingen bezaten alle legitieme koningen dit licht. Zarathustra zegt: «Het verlicht iedere hemel, die boven lichtend straalt, die reikt tot op en rond deze aarde, net als een tuin die in de geestelijke wereld gesticht is, lichtstralen over de drie delen van de aarde ». Deze oeroude mythen geven een beeld van een fase van de ontwikkeling van de mensheid toen het koning-priesterschap nog bestond. De mensheid werd toen geleid door koningen die de Kelk van de Jamshid of het Licht der Glorie bezaten. Zij waren verbonden met Gods Geest en zij hadden tot taak hun volk te beschermen met behulp van een geordende en rechtvaardige maatschappij, zodat het volk zich kon ontwikkelen. Niet alleen de Perzische, ook de Oud Egyptische mythen spreken over dergelijke priester-koningen. In de verhalen en legenden over de strijd tussen Iran en Turan treedt een man op die een belangrijke plaats inneemt in de speurtocht naar de Graal. Zijn naam is Kay Chosrou en hij is de achtste en laatste koning van de dynastie der Kayaniden. Zijn leven vertoont tal van overeenkomsten met dat van de ridders in de Graallegenden die in het Westen bekend zijn. Zijn grootvader — de koning van Iran — wist niet wat hij deed, toen hij het demo neerkijk aanviel. Zijn tegenstanders namen hem gevangen en maakten hem blind. Door toedoen van de held Rustam die een zevenvoudige weg van gevaren aflegt, keert de koning uiteindelijk terug op de Iraanse troon. Zijn zoon neemt de strijd tegen Turan over, maar door de omstaan diggelen gedwongen, sluit hij zich aan bij zijn vijand en huwt de Turaanse koningsdochter Farangis. Kort daarop verliest hij door verraad zijn leven. Farangis is zwanger en brengt na de dood van haar echtgenoot een zoon ter wereld die de naam Kay Chosrou krijgt.
RIJKEN VAN GOED EN KWAAD MET ELKAAR VERWEVEN
De verwikkelingen tussen Iran en Turan tonen aan dat in de tijd van Kay Chosrou — in de Vroegste Iraanse historie — de rijken van het Goed en Kwaad reeds met elkaar verbonden en verweven waren. De nieuwe vorst, Kay Chosrou, is het prototype van deze vermenging. Zijn grootvaders waren respectievelijk koningen van Iran enTuran. Zoals ook in de westerse Graallegenden blijken de hoeders van de magische schaal danig verzwakt. Er is een krachtige daad nodig om de Kelk van de Jamshid, de schaal met de zeven cirkels waarin het heelal zich weerspiegelt, terug te brengen op aarde om de mensen vrij te maken. De jeugd van Kay Chosrou lijkt op die van Parcival. Ook diens vader wordt door verraad vermoord. Beiden zijn kinderen van een prinses en groeien op bij hun moeder in. de eenzaamheid van het woud. Reeds als knapen voelen zij zich. aangetrokken tot het ridderschap. Als Kay Chosrou voor het eerst voor de heerser .van Turan staat, houdt hij, zich van ‘de domme en laat niet. merken of hij zijn ware afkomst kent. Ook Parcival gedraagt zich als een onnozele hals die zijn eigen naam niet kent Kay Chosrou komt uiteindelijk in Iran bij zijn grootvader die hem al snel koning maakt. Hij zweert zijn vermoorde vader. te zullen wreken en niet te rusten tot hij de boze vorst van Turan heeft overwonnen. Zowel Kay Chosrou als Parcival stelt zich ten doelde oorspronkelijke toestand van goddelijke gerechtigheid te herstellen, En dan komt opnieuw de Graal in beeld: een jonge Iraniër is in handen van Turan gevallen. Om hem te redden trekt Kay Chosrou op de Perzische nieuwjaarsdag een speciaal gewaad aan en zet de kroon der Kayaniden op zijn hoofd, Dan neemt hij de magische schaal met de zeven cirkels, waarin het universum zich weerspiegelt en zoekt of hij de jongen in één van de zeven werelden kan vinden. Spoedig komt het tot de beslissende strijd tussen Iran en Turan. Kay Chosrou verslaat de Turaanse koning en deze vlucht naar zijn schitterende paleis in Gangbehest. Na een lange belegering ver slaat Kay Chosrou zijn tegenstander en dan begint er een verlichte periode van 60 jaar. Aan het einde van zijn leven trekt Kay Chosrou met acht ridders naar een hoge berg. Als hij zijn metgezellen waarschuwt voor een naderende sneeuwstorm en hen aanraadt terug te keren, geven drie ridders daaraan gehoor. Vijf trekken met hun vorst verder tot zij bij een bron komen, Hier neemt de koning afscheid van zijn ridders, baadt in het water des levens en wordt vanaf dat moment niet meer gezien. De ridders zoeken nog lang naar hem en zij gaan uiteindelijk in de sneeuwstorm ten onder. DE GRAAL EN HET LICHT VAN DE GLORIE De Perzische legende over de schaal met de zeven cirkels die het universum weerspiegel vertoont sterke overeen komst met de bekende Graallegenden. Deze schaal staat in verbinding met het oorspronkelijke licht dat voor het gewone bewustzijn ontoegankelijk is en door de duisternis wordt beloerd en aangevallen. In diezelfde context wordt in de, over levering van Zarathustra gesproken over Xvarnah~ het Licht van de Glorie, dat de Aarde omspant en de vorsten van Iran’ hun koningschap verleent. In een zoroastische hymne wordt verhaald, hoe het Licht van de Glorie achtereenvolgens aan acht koningen wordt doorgegeven. De laatste heet Kavi Husravah, de zoroastische naam voor Kay Chosrou. Ook bij Zarathustra blijken de acht koningen uit de Kayanîden dynastie lichtdragers te zijn. Het getal acht — acht koningen en de. acht ridders die Kay Chosrou begeleiden — doet denken aan de westerse overleven ring van Josef van Arimathea, die het bloed van Christus opvangt in een kelk die door acht nakomelingen wordt behoed.
INNERLIJKE PLAATSVERVANGER IN DE MEN5 ZELF
Nu wij enkele beelden uit de Oud-Perzische Graallegende hebben leren kennen, rijst de spannende vraag, hoe en aan wie deze erfenis werd doorgegeven. Waar loopt de gouden draad verder? Daar elke cultuur een eigen taal en kenmerken heeft, hebben o0k de mensen int die tijd een andere taak en andere mogelijkheden om hun doel te bereiken door een innerlijk veranderingsproces te ondergaan. Het is interessant dat de Graallegenden in de 12e eeuw niet alleen in het Westen, maar ook in Perzië een renaissance beleef den. In de Perzisch-Arabische wereld nam Suhrawardi het Graalthema op en voegde er — zoals gezegd — zoroastische, Oud Perzische, hermetische en Griekse elementen aan toe. Het ging hem niet zozeer om een zuivere filosofie of theologie, maar om de praktische levenservaring van de waarheidszoeker. Deze kon na vele ervaringen een blik werpen in de schaal met de zeven cirkels en zo verbonden worden met een nieuw, hoger levensveld. Daarom sprak hij niet meer over priester-koningen die optreden als plaatsvervangers van de Schepper, maar over de innerlijke ~plaatsvervanger’ in iedere mens zelf. In het Perzië van Suhrawardi bestonden vele symbolen die verwezen naar het lichtland van de goddelijke Geest. Uit de tijd van Zarathustra was een rijke erfenis voorhanden. Maar ook van het uitte breide Rijk van Licht van Mani werkten nog vele elementen door. Mani werd door de Islam wel als ketter gezien en behandelt, maar fragmenten van zijn leer zijn bewaard gebleven in teksten van la tere Perzische mystici en gnostici. In zijn hymnen en psalmen beschreef Mani het Lichtland van God, waarnaar de vergankelijke en verblinde mens moet streven. De hiernavolgende Manichese teksten tonen aan dat Mani wortelde in de traditie van de Oud-Perzische wijsheid, terwijl hij zich Apostel van Jezus Christus volgens de wil van God noemde.
«De Geest van de waarheid kwam en maakte ons van da wereld los.
In hem schouwend zien wij daarin het universum.
Hij toont ons dat er twee ordeningen zijn:
de ordening van het Licht en de ordening van de duisternis.
De Lichtordening doordringt de ordening van de duisternis.
Vanaf het begin is de duistere ordening gescheiden van de lichte…
DE STROMEN VAN VERLICHTING
In de 12e eeuw putte Suhrawardi uit deze bron en hij richtte de Ishraq op, de Stromen der Verlichting, ook wel aangeduid als ~Het Stralen van het Morgenrood’. Hij liet een zeer omvangrijk werk na4 Gedeeltelijk in het Arabisch, gedeeltelijk in het Perzisch schreef hij theologische verhandelingen, maar ook allegorische, her metrische vertellingen. Zelf verklaart hij op verschillende plaatsen met welke geestelijke traditie hij zich verbonden voelt, en steeds weer benadrukt hij, dat het niet om de kennis gaat, maar om de concrete ervaring: « Wat de vrienden van het pad betreft, zij nemen in hun zielen lichten waar, die hen buitengewone verrukking bereiden, omdat zij zich nog in hun aardse leven bevinden. Het is voor de beginner een flitsend, vluchtig licht, voor de gevorderde een gelijk matig licht en voor de voortreffelijke mens een donker, hemels licht. Wat het donkere licht betreft, dat de kleine dood naderbij voert, de laatste die het werkelijk kende onder de Grieken, was de wijze Plato, en van de groten wier naam in de loop der geschiedenis werd bewaard: Hermes. » Suhrawardi heeft slechts enkele regels aan de schaal of graal gewijd. Hij ging ervan uit dat zijn lezers de geschiedenis van de mythische koning Kay Chosrou wel zouden kennen. «De Graal, de spiegel van het universum, behoorde aan Kay Chosrou. Hij kon alles wat hij wilde erin lezen, hij kon de verborgen dingen schouwen en de geopenbaarde dingen herkennen. Men zegt, dat de Graal zich in een kegelvormig leren omhulsel bevond dat met tien banden was verzegeld. Toen Kay Chosrou eens iets van de onzichtbare dingen wilde zien, liet hij de hoes loswikkelen. Toen alle banden los waren, was de Graal niet te zien. Toen zij in de werkplaats van de omwikkelaar weer was samengebonden, was de Graal (weer) te zien.»
Het Oud-Perzische motief van de schaal als spiegel van het universum stamt dus uit een zeer ver verleden en was nog in de dagen van Mani bekend. Uit Suhrawardi’s woorden blijkt dat de Graal indaalt in de natuur van de mens om hem daaruit te verlossen. Het onsterfelijke daalt neer in de sterfelijkheid. De aardse natuur is het omhulsel waarin de Graal gebonden ligt. Binnen dat omhulsel moet nu de nieuwe ziel ons waken om de Geest te kunnen ontvangen. Kay Chosrou bezat deze verbinding in principe reeds. Verblijvend in zijn lichaam, werd de Graal zichtbaar, dat wil zeggen: actief werkzaam in de aardse na tuur. Zodra hij de tien banden losmaakte en zich geheel toewendde tot de onzacht bare dingen, was de Graal niet meer zicht baar. Want opgaan in de Geest, betekent verlaten van de stof.
EN HOE WORDT NU DE GRAAL GEVULD MET DE GEEST?
«Op de dag dat de zon zich in het lengtepunt bevond», aldus Suhrawardi, «hield Kay Chosrou de Graal tegen de zon. Toen er een machtig licht op viel, werden alle regels en afbeeldingen der wereld in haar geopenbaard.» En hij besluit: «Toen ik van de meester de beschrijving hoorde van de Graal der Jam, werd ik zelf de Graal der wereld, de spiegel van de Jam. In de Graal der wereld, de spiegel, herinneren zij zich dat iedere Graal een vlam is, die ons laat sterven». Steeds weer wijst Suhrawardi erop dat het natuur-ik van de mens moet sterven, zodat een nieuwe ziel geboren kan worden. Door de werking van de Graal wijkt het lagere voor het hogere. Dat is zijn boodschap aan de mensen van zijn tijd: de eigen handeling, de eigen verandering. Die leer werkte nog lang na zijn dood door. Hij had zijn broederschap in het leven geroepen, de Ishraqiyun, die zich ook wel naar de legendarische Kay Chosroe, de Chosrawiyun, noemde. Deze broederschap bleef ook na zijn dood bestaan en er zijn sporen van gevonden die tot in deze moderne tijd doorlopen.