Manuscripten uit de tijd van Mani en zijn volgelingen

In 1930 ontdekte professor Cari Schmidt in Medinet Madi (Egypte) een aantal papyri met koptische teksten. Van een deel kon worden vastgesteld dat zij afkomstig waren van een manichese gemeenschap uit de 3e en 4e eeuw na Christus. De papyri bevonden zich in een vochtige kelder. Zij lagen in een kist, dooreen gesmeten en gescheurd te wachten op een koper.

TURFAN — SCHATKAMER VAN OUDE
WIJSHEID
Sedert de eerste opgravingen in Turfan rond het begin van de twintigste eeuw is een bonte verscheidenheid aan manuscripten ontdekt. Boeddhistische teksten
in. het Oeigoers, Sakisc?~, Soghdisch en Parthisch, Tangoetisch en Chinees. Daar naast poëzie en economische verhandelingen in het Sakisch, brieven van
kooplui in het Soghdisch, Mani-teksten in het Soghdisch en in manichees schrift, christelijk-Nestoriaanse teksten in het Soghdisch en Syriscla Verder manichese
teksten in het Oeigoers, Chinees, Parthisch, Middelperzisch en vroegkiassiek Nieuwperzisch. Bovendien teksten in het Kharosjthi, Prakrit, Sanskriet, Mongools,
Tochaars en Phags-pa.

 

Maar toen had niemand belangstelling. Professor Schmidt en zijn collega Allberry kochten de door vocht en zout zwaar beschadigde manuscripten en brachten ze naar restaurateur Ibscher in Berlijn. Deskundigen meenden dat de vondst onherstelbaar was. Ibscher slaagde er echter in de bladen van elkaar te scheiden en de snippers bijeen te voegen. Vervolgens werden zij gesorteerd en door Allberry ontcijferd. De manuscriptenwaren geschreven in een weinig voorkomende vorm van het Koptisch. Na vele jaren voltooide Allberry een Engelse vertaling van de Kephalaia,  de Homilien en een aantal riten. Volgens Arabische overleveringen waren de meeste manichese manuscripten verbrand toen de manicheeen werden vervolgd. ≪ Toen de boeken werden verbrand, vielen er edelstenen uit en stroomde er vloeibaar goud uit het vuur≫, zo luiden de legenden. Deze aanduiding slaat wellicht niet alleen op de rijke versiering van de codices, maar ook op de rijkdom aan universele wijsheid die in de manichese manuscripten was vergaard.

 

De belangrijkste en meest complete tekst is de zogenoemde Griekse versie, de Mani-Vita, (de tekst draagt de titel ‘Over de wording van zijn lichaam’). Dit script uit de 4e of 5e eeuw n. C. werd in Egypte gevonden en is geregistreerd als de Keulse Codex. De inhoud van deze codex geeft uitsluitsel over de oorsprong van het manicheisme. Het is een perkamenten geschrift in zakformaat met ongeveer 192 pagina’s. Een deel daarvan is vergaan. De tekstblokken zijn slechts 3.5 cm hoog en 2.5 cm breed en bevatten gemiddeld 23 regels. Vrijwel alle manuscripten, fresco’s en miniaturen die in Centraal-Azie zijn gevonden, komen uit de oase van Turfan. Archeoloog Le Coq beschrijft een vondst met de volgende woorden: ≪De gehele vloer van de kamer was bedekt met een acht centimeter dikke laag van een donker, zacht en vochtig materiaal waarin overal goud en kleuren te zien waren. Bij nader onderzoek bleek, dat deze dikke laag bestond uit complete manichese boeken. Zij waren door vocht aangetast en verrot, maar niet door tegenstanders in stukken gehakt of verscheurd. Veel handschrift waren rijk verlucht. Sommige vertoonden, na droging, regels tekst in schitterende kleuren. Ondanks alle pogingen slaagden wij er echter niet in deze resten van onschatbare waarde te redden. ≫

Mani schreef een boek dat hij zelf het Levende Evangelie noemde en dat door zijn volgelingen werd aangeduid als Het Evangelie van Mani. De tekst is gebaseerd op het Ardahang platenboek. De illustraties en versieringen in dit boek vertonen grote overeenkomst met verluchtingen die door Mani zelf werden aangebracht. In totaal zijn zeven boeken van Mani bekend: Het Levende Evangelie, De Schat des Levens, Handelingen, Het boek der mysteriën, Het Boek der Giganten, het Brievenboek, Psalmen en Gebeden. Bij elkaar vormen deze zeven werken de Heptateuch. Van al deze boeken zijn slechts enkele citaten bekend. Het koptische geschrift dat bekend staat als Kephalaia (Basis van het Gelooj) bevat citaten van Mani. Deze werden oorspronkelijk in het Syrisch opgetekend. Mani zegt daarin, dat zijn voorgangers —Jezus, Zoroaster, Boeddha — hun leer niet zelf hebben opgeschreven. Zij onderwezen hun discipelen en die schreven de uitspraken van hun meesters op, zoals zij zich die herinnerden. Voor koning Shapur i maakte hij een verzameling tekeningen die bekend staat als de Sabuhragan. De Ardahang is het boek waarin hij zijn leer in allegorische prenten weergaven de Ardahang Wifras bevat de verklaringen van deze afbeeldingen. Mani vond het van het grootste belang, dat zijn leer werd gebracht in de taal en de tradities van elk land. Vandaar, dat bij voorbeeld de westerse interpretaties van zijn leer christelijke trekken vertonen, terwijl de Iraanse geschriften Perzische beelden bevatten en de teksten uit Centraal Azië en China boeddhistische metaforen.

Dit artikel is afkomstig uit Jaargang: 1995 nummer: 5