DE GEBOORTE VAN DE ROZENKRUISERS BROEDERSCHAP IN TÜBINGEN
DE BIBLIOTHECA PHILOSOPHICA HERMETICA HEEFT SINDS HAAR NAAR BUITEN TREDEN IN 1984, TOEN DE BIBLIOTHEEK HAAR DEUREN VOOR BUITENSTAANDERS OPENDE, HET PRINCIPE «AD FONTES», NAAR DE BRON, STEEDS HOOG IN HAAR VAANDEL GEDRAGEN
In de eerste openbare tentoonstelling «De klassieke erfenis der Rozenkruisers» die in januari 1985 werd geopend, schreven wij in de inleiding van de catalogus: «Het onderwerp van deze tentoonstelling verwijst naar een geestelijk krachtveld, waaruit ononderbroken bemoeienis plaatsvindt met wereld en mensheid. Zij baseert zich hierbij op de geestesgeschiedenis van Europa. De hermetisch-christelijke traditie en de spirituele betekenis van dit krachtveld liggen verankerd in twee mysterie-gestalten: Hermes Trismegistos en Christiaan Rozenkruis. Het is niet de naam, of in dit geval een persoon, die tot ons spreekt, maar een duidelijk aantoonbare erfenis die in stoffelijke vorm bestaat.»
Door die lijn consequent te volgen, staan wij vandaag de dag met de medewerkers van de bibliotheek in de volle werkelijkheid van het zichtbaar maken van een hermetisch-christelijke en gnostieke traditie waarvan binnen de Bibliotheca Philosophica Hermetica 16.000 geschriften worden bewaard. Met betrekking tot de Rozenkruisersgeschriften zijn uit de periode 1600-1654 alle bekende teksten vastgelegd. En in boekvorm zijn er ruim 200 originele drukken aanwezig. Als zodanig herbergt de BPH het grootste bestand aan bestaande Rozenkruisers-geschriften ter wereld.
In de tentoonstelling van 1985 brachten wij 44 gedrukte boeken en handschriften te zamen, waarbij naast diverse uitgaven van het Corpus Hermeticum en de Manifesten der Rozenkruisers, ook de werken van Suso, Paracelsus, Pico della Mirandola, Campanella, Jacob Bohme en andere hermetisch-filosofische geschriften werden getoond.
BASIS VOOR WETENSCHAPPELIJK EN HISTORISCH ONDERZOEK
In november van 1986 werd in het symposium Johann Valentin Andreae 15861986. Die Manifesten der Rosenkreuzerbruderschaft dat ter gelegenheid van de 400ste geboortedag van Johann Valentin Andreae in Amsterdam plaats vond, de basis gelegd voor een wetenschappelijk en historisch onderzoek. Inmiddels is duidelijk gebleken, dat de gelijknamige catalogus van Dr. Carlos Gilly een schat aan informatie bevat over de betrokkenheid van de drie samenstellers van de Manifesten: Tobias Hess, Christoph Besold, Johann Valentin Andreae. Maar tevens over hun tijdgenoten. Als zodanig was deze tentoonstelling een indrukwekkende start. Er waren 64 geschriften aanwezig, waaronder bruiklenen uit de Herzog Au-gust Bibliothek te Wolfenbuttel (met autographen van J.V. Andreae; o.a. zijn levensbeschrijving) en uit de Universitatsbibliothek van Salzburg vier geschriften uit het oorspronkelijke bezit van Tobias Hess, die later bij Christoph Besold terecht zijn gekomen. Ook waren er handschriften van de Fama Fraternitatis uit de Wellcome Library te Londen. En niet te vergeten het Nederlandse exemplaar van de Fama Fraternitatis uit 1615 dat in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag wordt bewaard. Met vertrouwen kunnen wij dan ook uitzien naar de tentoonstelling die in maart 1995 in de Herzog Au-gust Bibliotheek wordt gehouden en waar wij een keuze van 250 geschriften zullen tonen die deel uitmaken van een Rozenkruiserbestand, waarin een duizendtal handschriften, drukken en andere documenten zijn samengebracht.
RESULTATEN TEKENEN ZICH DUIDELIJK AF
In de Acta van het symposium in 1986, die met de titel Das Erbe des Christian Rosenkreuz in 1988 in boekvorm verschenen, kwam destijds reeds duidelijk het resultaat van het eerste onderzoek binnen een kring van deelnemers naar voren. Terugblikkend op dit eerste symposium in 1986, is het verrassend te constateren hoe dicht de diverse deelnemers met de inhoud van hun toespraken de kern van de ontstaansgeschiedenis reeds benaderden.
En nu wij in deze dagen, in het symposium dat ons in de Herzog August Bibliotheek samenbrengt, mogen spreken over Die Rosenkreuzer als Europiiisches Phanomen im 17. Jahrhundert, nemen wij de draad weer op, die ons in 1986 in Amsterdam reeds samenbracht.
Nu, acht jaar later, zijn de namen Tobias Hess (1558-1614), Christoph Besold (1577-1638) en Johann Valentin An dreae (1586-1654) voorgoed onverbrekelijk verbonden met de ontstaansgeschiedenis van de Rozenkruisersbroederschap die in het jaar 1604 als een nieuwe geestelijke kracht, als een nieuwe ster, in het sterrenteken van Serpentarius en Cygnus werd aangekondigd.
De grote winst die wij gezamenlijk in de afgelopen jaren hebben mogen boeken is wel deze, dat de nevelige, mysterieuze atmosfeer die het ontstaan van de Broederschap met fabels omweefde, volledig is opgeklaard. Ieder van ons, en dat is ook de grote betekenis van dit symposium, heeft zijn eigen bijdrage geleverd en onderhoudt een persoonlijke relatie met dit onderwerp. De vele vragen die hiermee samenhangen, hebben de gemoederen van vele onderzoekers in de afgelopen jaren reeds bezig gehouden. Maar alleen gericht onderzoek op de plaatsen waar de geschriften en de documenten zich bevinden, levert de juiste informatie op.
TOBIAS HESS. EEN MAN MET PROFETISCHE VISIE
Door het onderzoek dat vanuit de Bibliotheca Philosophica Hermetica plaatsvindt en door het principe ‘Ad Fontes’ dat de bibliotheek hanteert, is onze bibliothecaris Dr. C. Gilly in zijn jarenlange bronnenonderzoek tot in de kern van de ontstaansgeschiedenis van de Rozenkruisersbroederschap doorgedrongen. En wat in het begin van onze samenwerking in 1985 een intuïtie, een aftasten en een aanvoelen was, manifesteerde zich reeds spoedig als een gouden draad, die de juiste informatie naar de oppervlakte bracht En daarom wil ik in dit verband uitdrukkelijk stilstaan bij Tobias Hess, een man met een profetische visie, die de Bijbel als de basis van zijn leven hanteerde en die de inzichten die hij daaruit verwierf, plaatste als de hoeksteen van zijn leven, Jezus de Christus.
Het was Tobias Hess, die door zijn diepgaande studie van de Bijbel stelde, dat de Bijbel een geheime chronologie bevat die kan worden berekend met de tempel-meetkunst waarover Openbaringen 11:1 spreekt en met de sleutel Davids van Openbaringen 3:7. In Genesis analyseerde hij de ontstaansgeschiedenis van de wereld. En hij zag de geschiedenis van de mensheid in onverbrekelijke samenhang met dat grote, vurige, goddelijke teken, de vlammende Driehoek, de Trigonum Igneum van Vader, Zoon en Heilige Geest.
In die samenhang moeten wij dan ook het door hem aangegeven axioma plaatsen dat ook in de Fama Fraternitatis beschreven staat als de grondwet van de Broederschap van het Heilige Rozenkruis:
- «Ex Deo Nascimur» – uit God geboren
- Jesu Morimur» – in Jezus gestorven
- «Per Spiritum Sanctum Reviviscimus» – door de Heilige Geest wedergeboren
In Tobias Hess’ Onsterfelijkheid dat door Johann Valentin Andreae werd geschreven naar aanleiding van de sterfdag van Hess – 24 november 1614, nu precies 380 jaar geleden – en dat door de erven Lazarus Zetzner in 1619 werd gedrukt, zegt de auteur: «0, Hess, het maakt niet uit of ik je nu Vader, Broeder, leermeester of gezel noem: in één persoon heb je al die benamingen verdiend». En verder: «Wanneer ik de naam Hess laat vallen, weet ik dat het degenen die hem op intieme voet kenden,
zwaar te moede zal zijn. Zij herinneren zich maar al te pijnlijk een gelaat dat een christelijke gestrengheid uitstraalde, een stem die niets dan Gods lof zong, een tegenover iedereen blanke inborst en een onder alle omstandigheden ongekende tegenwoordigheid van geest die bovendien met nederigheid gepaard ging. Degenen die de woonstee van deze nobele ziel niet lijfelijk hebben mogen aanschouwen, moeten zich een man voorstellen van recht postuur, met een rimpelloos voorhoofd, levendige ogen, een scherpe neus, een vriendelijk aangezicht, verfijnde handen, krachtige ledematen en altijd vol beweging. De rijkdommen der natuur verschansen zich namelijk niet altijd achter dikke muren; soms verkiezen zij een delicate behuizing om zich zodoende bevallig aan het mensdom aan te bevelen. Maar wat is er uiteindelijk echt blijvend van wat de aarde ons geeft? […] Vanaf zijn vroegste jeugd voelde Hess zich aangetrokken tot de geneeskundige behandeling van het menselijk lichaam en tot de aanwending van de natuurlijke hulpmiddelen in deze. Hierin had zijn moeder hem, zoals hij placht te zeggen, met haar huisapotheek ingewijd. Vanaf het moment dat hij het zijne kon doen en geen zorgen meer had om de eerste levensbehoeften, liet hij de medicijnen een steeds grotere rol in zijn leven spelen. Steeds vaker beproefde hij daarop zijn krachten. En toen hij er tenslotte door aangestoken was als door een hevige en zelfs voor de medici onbedwingbare ziekte, werd het echt menens voor hem. En vol ijver trachtte hij een beeld te krijgen van in hoeverre Gods boek groot was en de werken der specialisten eigenlijk maar klein.
Collegium Fraternitas, de tempel van de Fraternitas Rosae Crucis, Schweighardt, 1618. Links
bovenaan het jaar waarin de grafkelder van CRC werd geopend. Links van de deur staat de roos,
rechts het kruis. De figuur links onderaan doet denken aan CRC zelf, zoals beschreven in de
Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis.
HIJ LIET HEN BINNEN ALS EEN VRIJ MAN
Zijn hele huis kreeg een andere aanblik; Bartolus en Baldus (rechtsgeleerden) werd de deur gewezen. Hippocrates en Galenus werden welkom geheten. Hij liet dezen echter binnen als vrij man, aan niemand iets verplicht en op voorwaarde dat zij niets te zeggen zouden hebben over het hogere deel van zijn geest, of dat zij deze in hun ban zouden willen hebben. Daar nu de in purper gehulde leermeesters hem te fijngevoelig waren, voegde hij Paracelsus aan hun getal toe; een man die niet zo gauw ergens onpasselijk van wordt. Die terecht achterdochtig is waar er geen sprake is van een natuurlijk geheel. Die vol geduld is waar het gaat om noeste arbeid en proefnemingen en die het tenslotte niet ontbreekt aan het lef om gespitst te zijn op het fundamentele onderzoek naar de samenstelling van de dingen.»
En met betrekking tot zijn praktische levensweg verklaart Andreae: «Wederom had hij de makkelijke weg kunnen nemen; onder overdonderend applaus had hij met zijn sprongen voorwaarts op het gebied van de natuurkunde en de medicijnen de tempel van de roem en de eeuwige herinnering kunnen bestijgen. Maar hijzelf vond niet dat een mens van resultaat kan spreken, wanneer die geen weet had van Gods alwijsheid in Diens schepping en van Gods opperste mededogen bij het horen van Diens eredienst.
Bij elke vorm van wetenschapsbeoefening blijkt het de mens een plicht om niet te vergeten waarom hij op deze wereld is gezet, wat hij aan het nu en wat hij weldra aan de eeuwigheid verschuldigd is, wat het voedsel van zijn ziel is en waar de grens ligt van de nauwelijks te verzadigen goddelijke Geest. Waaruit Gods omgang met de mens bestaat en wat precies de reiniging van het goddelijke heiligdom inhoudt. En laat hij bovendien niet bevonden worden als een, aan wien het vaderland in de hemelen niets gelegen is. Geheel en al keerde hij zich dus tot de Bijbel (en waar had hij een veiliger toevluchtsoord kunnen vinden?) met al zijn facul teiten van zicht, spraak, geheugen en gevoel.
Voor zijn Bijbellezen gold geen strak, op de klok afgepast tijdschema, het had eerder iets begerigs, iets stuurs en ongedurigs, waarbij tranen en verzuchtingen enerzijds en een ongewone glinstering van vreugde anderzijds zich afwisselden. En zoiets past helemaal bij een boek dat spreekt van de zwaardere lasten, maar ook van de ijlste geest en onuitsprekelijke wijsheid. Niet alleen zijn eigen persoon, maar de hele geleerde wereld kwam inmiddels als uiterst stompzinnig op hem over. Bidden wilde hij nu liever dan discussiëren, liever geloven dan navorsen, liever volgen dan weten en God liever ervaren dan hem te beschrijven.»
DERDE MANIFESTATIE VAN DE TRIGONUM IGNEUM
Wij hebben de scherp analyserende persoon Johann Valentin Andreae geciteerd, om hierdoor tot een direkte aanschouwing te komen van datgene, wat als een grote geestelijke kracht Tobias Hess drijft: namelijk, dat God te kennen is door middel van een drievoudige toegang. Ten eerste Hem te ervaren, door zich te verdiepen in de Heilige Schrift, waarin de ervaringsweg van de profeten, de apostelen, de Evangelisten, maar vooral van de martelaren staat opgeschreven. Ten tweede Hem te leren kennen door een diepgaand onderzoek van de levende natuur en daarin als arts, als genezer, als heelmaker op te treden als een levende navolger. Ten derde als levende mens, ja, als kruisdrager de weg van de Christus praktisch te volgen in een daad van naastenliefde en dienst aan de mensheid.
In dit perspectief moeten wij dan ook het tijdsbeeld leren begrijpen, die zich als de derde manifestatie van de Trigonum Igneum openbaarde. Het was voor Tobias Hess de voltrekking van een geestelijke re- formatie die met Luther en zijn Reformatie in het jaar 1517 een aanvang nam. Wij kunnen de geest van Tobias Hess niet doorgronden, als wij de beweegredenen niet kunnen analyseren die hij vanuit een diep spiritueel inzicht verwierf.
GOD VERBINDT ZICH DIRECT MET DE MENS
Voor Tobias Hess was er, zoals dat altijd het geval was in de voorgaande geschiedenis en zoals dat in de Bijbel en bij de Profeten is vastgelegd, sprake van een goddelijk ingrijpen. Een mysterie dat God onafgebroken met Zijn schepping en de mens verbindt. Daarom vinden wij juist in belangrijke Bijbelverhalen als het boek Genesis, het boek Daniël, het boek Ezra, het boek Joël en de overige profeten, maar vooral ook in de Apocalyps, die bijzondere bevestiging, dat God Zich direct, door middel van zijn profeten, met de mensheid verbindt.
Daarom was en is de geschiedenis van de mensheid er altijd één geweest, waarin enerzijds de goddelijke volheid zelf zich openbaarde, als de Trigonum Igneum van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Anderzijds waren en zijn de geschriften van de profeten altijd de verbindingsbrug tussen God en de mensheid geweest om het mysterie van de hereniging met de goddelijke volheid te volvoeren.
Tobias Hess was – en is – daarom de grondlegger van de Rozenkruisersprofetie. Daarbij stond het voor hem vast dat hij een nieuwe mensheidsfase moest verkondigen en deze verklaarde hij als de Derde Openbaringsvorm van de Goddelijke Drievuldigheid. Als de periode van de zich openbarende Heilige Geest (De tertio quodam seculo). Veel van zijn aantekeningen die later belangrijke bestanddelen blijken te vormen van de Fama Fraternitatis, legde hij vast in zijn eigen Bijbel van Sebastian Castellio, gedrukt in Basel in 1573. Dit boek was, zo schreef Christoph Besold op het titelblad, onder de weinige boeken die de onvergelijkelijke Tobias Hess bij zijn dood naliet, het boek dat hem tijdens zijn leven het liefst was geweest. Deze Bijbelvertaling van de waarlijk vrome en geleerde Sebastian Castellio nam voor hem de eerste plaats in. Het is in dit geschrift dat wij de eerste aantekeningen vinden die verwijzen naar een nieuwe mensheidsperiode – vanaf de eerste jaren van de 17de eeuw – van de zich openbarende Heilige Geest, de Trigonum Igneum Sancti Spiritus.
HERVORMING EN VERNIEUWING VAN EUROPA
Toen Tobias Hess eind juni begin juli 1605 door de Theologische Faculteit van de Universiteit van Tubingen vanwege zijn denkbeelden over het nabije Gouden Tijdperk of Saeculum Spiritus Sancti (Tijdperk van de Heilige Geest) ter verantwoording werd geroepen, schreef hij aan zijn landsheer Hertog Frederik van Wurttemberg een verweer in het Latijn en het Duits In de Latijnse versie vertelde Hess de landsheer over het visioen dat hij in zijn jonge jaren beleefd had. Over de leeuw uit het Boek Esdras 4 en over zijn toekomstige strijd met de adelaar. Voor Hess was deze tijd zeer nabij. En hij zag de Hertog van Wurttemberg als de man die als de Leeuw uit het Noorden de kerken zou hervormen en de vernieuwing van Europa zou inleiden (vgl. Haslmayr, hoofdstuk 4). In het Duitse geschrift verklaarde hij de hertog waarom hij het tijdstip voor de vernieuwing van Europa als zeer dichtbij ervoer: «Want de tijd moet nabij zijn», zo schreef Tobias Hess, «en er worden dikwijls wonderen boven wonderen en grote dreigende tekens – de een boven, de ander rondom de Trigonum Igneum – gezien en gehoord, welke, ondersteund door de Heilige Schrift, niets anders aanduiden en verkondigen dan dat Christus thans diegenen, die zich in zijn plaats hebben gesteld en zich valselijk voor het hoofd aller kerken uitgegeven hebben, zal kwellen, straffen en verjagen.»
VIER ELEMENTEN IN ÉÉN CONJUNCTIE
Deze Trigonum Igneum of Vurige Driehoek is de regelmatig terugkerende conjunctie van drie planeten, waaraan vooral tijdens de verschijning van de supernova van 1604 in de ogen van de toenmalige wereld grote betekenis werd gehecht.
Zoals de astronoom Johannes Kepler uitvoerig berichtte in zijn boek De Stella nova in pede Serpentarii et de Trigono igneo van 1606, slaat de naam Trigonum Igneum op de al in de oudheid gebruikelijke indeling van twaalf dierenriemtekens in vier groepen van elk drie tekens. Maar ook op de indeling van deze vier driehoeken of Trigoni, op basis van de vier elementen, – vurig, aards, luchtig en waterig – samen in één conjunctie.
De verschijning van de Trigonum Igneum moeten we dan ook zien in haar relatie tot het zonnestelsel met de zich daarin openbarende tekens van de dierenriem en in verband met haar invloed op de werking van de planeten. Het zodiakale stelsel kunnen wij zien als een cirkel die is verdeeld in 360 graden.
Elk teken van de dierenriem vertegenwoordigt 30 graden. Dat zijn de kleine driehoeken van bijvoorbeeld de twaalf discipelen. In groter verband wordt de Grote Trigonum Igneum verbonden met een stelsel van driemaal 120 graden, waarbinnen vier tekens van de dierenriem existeren: de Trigonum Igneum van Vader -Zoon – Heilige Geest. Deze manifesteert zich in de vier elementen: vuur, aarde, lucht en water.
In de visie van de Bijbelkenners, en Tobias Hess was een van hen, kon de verschijning van de eerste Grote Trigonum Igneum-constellatie gedateerd worden in de periode die samenhing met de zondvloed. Tobias Hess verwees hiernaar door zich op Genesis 6:3 te richten. Hier vinden wij voor het eerst een verwijzing naar «120 jaar», die wij later in de Fama Fraternitatis vermeld zien in verband met de bouw van de graftempel in 1484 en met het openen daarvan – 120 jaar later -in 1604. De tweede grote constellatie van de Trigonum Igneum werd verbonden met de geboorte van Christus in het begin van de christelijke jaartelling.
Het is de constellatie van de derde grote Trigonum Igneum die het tijdperk van de Heilige Geest en het tot stand komen van het Tehuis Sancti Spiritus in 1604 aankondigt. Zo kunnen wij de tijdgeest rond het jaar 1600 plaatsen en verklaren en deze vervolgens in een duidelijk en historisch verband zetten. Daarvoor moeten wij de chronologie van de Europese geschiedenis raadplegen.
Het is niet voor niets dat het wereldbeeld in het geboortejaar van Christiaan
Rozenkruis, zoals dat in de Fama Fraternitatis beschreven is, de toenmalige Europese wereld en de daarin aanwezige Arabische invloeden omvatte. Enerzijds was dat de wereld van de christelijke Middeleeuwen met de bloeiperiode van de mystiek. Meister Eckehart, Tauler, Suso en andere mystieke leiders kwamen daaruit voort. Anderzijds was het de periode dat de Arabische traditie vooral in Spanje sterk op de voorgrond trad. Daarin stond Hermes Trismegistos – de oervader van de alchemisten – met zijn bekende Tabula Smaragdina centraal voor een kring van wijsgeren en onderzoekers die enerzijds de hermetische filosofie, anderzijds praktische alchemie, geneeskunst, Kabbala – Astrologie – en Magie beoefenden. Dit is de periode, waarin Hermes Trismegistos, door middel van geschriften uit de eerste eeuwen van de christelijke jaartelling, de hermetische wijsheid uit het Oosten vertegenwoordigt.
Dit, gekoppeld aan de joodse traditie van de Kabbala, vormde de smeltkroes van een spirituele traditie die zich in de vroege Middeleeuwen in spirituele kringen manifesteerde en die zich ontwikkelde tot een nieuwe cultuur. Daarin vinden wij Hermes Trismegistos met de tekst van de Asclepius en met het Boek der 24 filosofen. Daarin staan zijn uitspraken als: «God is een oneindige sfeer, wiens middelpunt alomtegenwoordig is en wiens omtrek nergens is begrensd.» Het is dit hermetisch axioma, waarop de Bibliotheca Philosophica Hermetica zich baseert.
UITWISSELING TUSSEN EUROPA EN ARABIë
Deze middeleeuwse wereld, waarin reeds enige honderden jaren de Europese en Arabische culturen elkaar beïnvloedden met onder andere geschriften van Hermes Trismegistos, bracht onder andere wijsgeren voort als Raimundus Lullius – en met hem ook figuren als Hugo de St Victor, Richard de St. Victor en kerkvaders als Albertus Magnus, Thomas van Aquino, Vincent de Beauvais, Bernardus van Clairvaux – en aan de Arabische kant de grondleggers van de alchemie – Geber, Morienus en vele anderen wier teksten wij terugvinden in het Theatrum Chymicum dat aan het begin van de 17de eeuw bij Lazarus Zetzner werd gedrukt.
GRAFTEMPEL GEBOUWD IN HET STERFJAAR VAN C.R.C.
De broeders van het Rozenkruis, zo zegt de Fama Fraternitatis, plaatsten daartegenover Christian Rosencreutz. De vertegenwoordiger van een hermetisch-christelijke filosofie die vanuit Europa het Westen, maar ook Arabië, bereisde. Hij was de stichter van de eerste kring van vier broeders die later werd uitgebreid tot acht broeders. Zij werden in de 15de eeuw geplaatst en zij waren de Geestelijke Broeders, de dragers van de spirituele vlam. Enerzijds vertegenwoordigden zij nog de Middeleeuwen, maar zij waren reeds volop aanwezig in die mysterieuze eeuwen die wij aanduiden als de Renaissance van de 15de eeuw toen Philips van Bourgondië in Brugge in Noord-Europa een nieuwe, hoogstaande adelstand op christelijke principes voorstond. In 1430 ging hij over tot het stichten van de Orde van het Gulden Vlies, waarin de legende van Jason, een prefiguratie naar de Christus, centraal stond.
Daarom is het geen toeval, dat wij in de Fama Fraternitatis, het geboortejaar -1378 – van Christiaan Rozenkruis terugvinden. Maar ook de vermelding van Christiaan Rozenkruis in het gastenboek, op de 7de dag van de Chymische Hochzeit des Christian Rosencreutz: «Summa scientia nihil scire. Fr. Christianus Rosencreutz – Eques aurea lapidis. Anno 1459.» In 1484, het sterfjaar van Vader C.R.C, vindt de bouw van de graftempel plaats die 120 jaar later, in 1604, wordt ont sloten met de verschijning van zijn lijfspreuk: «A.C.R.C. Deze samenvatting van het heelal heb ik bij mijn leven mij tot een graf gemaakt».
In Florence, de stad van Cosimo en Lorenzo de Medici, beleven wij rond het jaar 1460 het ontstaan van de Academie van Florence. Marsilio Ficino moet hier in 1461 zijn vertaling van Plato onderbreken om Cosimo de Medici nog vlak voor diens overlijden de Latijnse tekst van het Corpus Hermeticum te kunnen overhandigen.
Het is in deze periode, dat, naast de reeds genoemde aanzichten van mystiek, magie, astrologie en alchemie de hermetische filosofie zijn intrede doet in de vorm van het neoplatonisme. Daardoor komt de klassieke wijsheidsstroom van Griekse en Egyptische oorsprong voor het eerst binnen de bedding van de Europese cultuurstroom. In samenhang met deze ontwikkeling voltrekt zich rond 1450 een Europese impuls, die gezien moet worden als een uiterst belangrijke fase, waarin de landen van Zuid-Europa – met Florence en Venetië als centra – en de landen van Noord-Europa – met Brugge, Keulen en Ni rnberg als centra – de verbindende schakels zijn.
Zo zien wij hoe Marsilio Ficino vanuit Florence een nieuwe, hermetisch-christelijke wijsheidsstroom in beweging brengt. Deze leidt tot integratie van Plato, Plotinus, Hermes Trismegistos, christelijke theologie, magie en Kabbala, waarin Pico della Mirandola de verbinding met de joodse mystieke traditie op gang brengt. Van daaruit wordt de hermetisch-magische christelijke kring van onderzoek in de stad NUrnberg bereikt, waar Reuchlin de traditie van de Kabbala voortzet met zijn geschrift De Verbo Mirifico en De Arte Cabalistica. Deze lijn zet zich voort in de magie van abt Trithemius en in de magie van Agrippa van Nettesheim, hetgeen leidt tot vernieuwing van de her metische filosofie. Deze bereikt tenslotte, gekoppeld aan de mystiek en de Moderne Devotie van Geert Grote, Thomas a Kernpis en Johannes Ruusbroec, de noordelijke gebieden: Keulen, Zwolle, Gent, Brugge en Brussel. Daardoor kan men terecht zeggen dat reeds aan het begin van de 16de eeuw een omwenteling binnen de spirituele verhoudingen plaatsvond, die voorafging aan de Reformatie van Luther en Calvijn.
ZEVENTIENDE EEUW GEESTELIJK IN BEWEGING GEZET
Wij kunnen constateren, dat in het kader van de geschiedenis van het ontstaan van de Rozenkruisersbroederschap, de geschriften van Paracelsus, Sebastian Franck, Caspar Schwenkfeld, David Joris, Jan Janszoon van Barrefeld, Michael Servet, Sebastian Castellio, Valentin Weigel, Giordano Bruno, Johannes Arndt en Heinrich Khunrath een veel grotere betekenis hebben dan tot nu toe is aangenomen. Zo kunnen wij ook begrijpen hoe Tobias Hess, in wie de spirituele volheid van de 16de eeuw vertegenwoordigd is, op deze basis, als profeet en inspirator, de 17de eeuw geestelijk in beweging heeft gezet. Wij weten dat Tobias Hess, vanaf 1601, als praktiserend arts en alchemist vocht voor zijn nieuwe wereldvisie waarin hij de spirituele wereldgeschiedenis plaatste in de kracht van de Heilige Geest, de Trigonum Igneum Sancti Spiritus. Zo ontstond, na de vele botsingen, in het begin van de 17de eeuw een nieuwe, gerijpte, spirituele transformatie. Daarin kwam hij tot een innerlijk schouwen dat hij in de zich toen vormende Tiibinger Kring introduceerde. Johann Valentin Andreae en Christoph Besold komen daar later in zeer persoonlijke woorden op terug. Ook weten wij, dat hij zich in die jaren – de vele processtukken bewijzen het – een weg vocht naar spirituele autonomie. En wij weten dat tussen 1607 en 1614 het ideaalbeeld van een Broederschap van het Heilige Rozenkruis vaste vorm begon te krijgen in de kracht van het Tehuis Sancti Spiritus. In die stormachtige ontwikkeling moeten wij de betekenis van het optreden van Tobias Hess zien. Als de spirituele erfgenaam heeft hij het mislukken van de Reformatie aan den lijve ondervonden door de opkomende kracht van de Contra-Reformatie, waarin de Jezuïeten een zeer bedenkelijke rol hebben gespeeld. Denken wij in dit verband aan de moord op Hendrik IV.
Vanaf 1610 begon de Fama Fraternitatis in manuscriptvorm te circuleren. Vanaf dat moment was de verspreiding niet meer onder controle en na 1611-1612 worden wij geconfronteerd met een om zich heen grijpen van een euforie van de Rozenkruisersgedachte, die in de figuur van Adam Haslmayr een eerste verkondiger vond. Hij schreef zijn antwoord aan de Broederschap en zag deze tekst onder de bescherming van de Graaf von Anhalt in drukvorm verschijnen.
DE AXIOMATA VAN DE BROEDERSCHAP
Het stellen van de mysteriegestalte van Vader-Broeder Christiaan Rozenkruis was daarom een geniale en bezielde inspiratie. Daardoor ontstond er daadwerkelijk een verbinding met de geestelijke wereld en met haar vertegenwoordigers die de volheid van Wijsheid konden vastleggen. In de stichting van de Broederschap van het Heilige Rozenkruis kregen de axiomata een Europees draagvlak:
le Niemand van hen zou een ander beroep uitoefenen dan zieken genezen, en wel kosteloos;
2e Niemand van hen zou vanwege de Broederschap genoodzaakt zijn een bepaald gewaad te dragen, maar zou zich naar de gewoonten des lands voegen;
3e Telkenjare op de dag C, zou iedere
Broeder bij Sanctus Spiritus verschijnen, of de oorzaak van zijn wegblijven melden;
4e Iedere Broeder zou naar een waardig persoon uitzien, die hem na zijn dood zou kunnen opvolgen;
5e Het woord R.C. zou hun zegel, hun parool en hun inwezen zijn;
6e De Broederschap zou honderd jaar geheim blijven.
Deze wijsheidsaanzichten werden vastgelegd in de Fama Fraternitatis. Zij lagen verankerd in de broederkring van acht personen rond de stichter, Vader-Broeder Christiaan Rozenkruis. De tekst van de Fama Fraternitatis en van de andere Manifesten zorgde in de geschiedenis van Europa voor een spirituele omwenteling. Hiervoor was in de allereerste plaats To-bias Hess verantwoordelijk. Hij was de spirituele vader binnen de kring, die verder bestond uit Johann Valentin Andreae en Christoph Besold.
GEESTELIJKE REVOLUTIE OP EUROPESE SCHAAL
De Rozenkruisers Manifesten vertegenwoordigen in al hun eenvoud van taal, de munitie voor een geestelijke revolutie op Europese schaal. Door het beeld van haar stichter, Vader-Broeder Christiaan Rozenkruis, te kiezen en de door hem beschreven lotgevallen en reizen in de destijds bekende landen en werelddelen -Europa en Arabië – te beschrijven, stond deze broederschap door haar axioma’s in een geestelijke volheid. En deze manifesteerde zich als het Tehuis Sancti Spiritus, het model voor een nieuwe wereldbroederschap.
En daarom vond op volstrekt natuurlijke wijze een interactie plaats tussen alle personen die met de inhoud van de Manifesten kennis maakten en die in woord en geschrift reageerden op de oproep die in de Fama Fraternitatis en de Confessio Fraternitatis als een spirituele hervorming aan alle standen en geleerden in Europa bekend werd gemaakt.
Zoals wij de Rede over de Menselijke Waardigheid van Pico della Mirandola als het Manifest der Renaissance kunnen beschouwen, zo kunnen wij de Manifesten van de stichter van de Rozenkruisersbroederschap als een opvolging zien die een revolte teweegbracht en waarvan de weerklank zo krachtig en massaal doorwerkte, dat de Broeders Tobias Hess, Christoph Besold en Johann Valentin Andreae er sprakeloos tegenover stonden.
OERGNOSIS OPENBAART ZICH IN EUROPA
En hiermee komen wij aan de kern van ons betoog. Door middel van de geschriften waarin de mysterienaam Hermes Trismegistos verankerd is, en die in de eerste eeuwen van de christelijke jaartelling een spirituele stroom vanuit Alexandrië in beweging brachten, ontstond bijna 1600 jaar later een geestelijke volheid die zijn weergave vond in de Manifesten der Rozenkruisersbroederschap. En in de mysterienaam Christiaan Rozenkruis.
De gnosis van het begin van de christelijke jaartelling openbaarde zich in de christelijke, de Egyptische, de Griekse en de joodse wijsheidsaanzichten en als de hermetische filosofie, de gnostieke magie, de astrologie, de Kabbala, de alchemie en de mystiek van de Rozenkruisersbroederschap en haar Manifesten. Zo ontstond een verzamelbekken, waarin al deze wijsheidsstromen samen kwamen in een stuwmeer van Geestelijke Kracht, die aan het begin van de 17de eeuw manifest werd in de Trigonum Igneum Sancti Spiritus.
Het Tehuis Sancti Spiritus, het Tehuis van de Heilige Geest, werd vanaf dat moment in de mysterievolheid van Vader-Broeder Christiaan Rozenkruis geplaatst als de geestelijke haven voor de levende getuigen in de kracht van de Heilige Geest.
Ex Deo Nascimur
In Jesu Morimur
Per Spiritum Sanctum Reviviscimus
Haar wijsheidsaanzichten zijn verankerd in de Bijbel. In het boek van de levende God. Haar navolging werd verankerd in het Liber Mundi, het boek van de levende Natuur. Het woord dat vlees geworden is.
De kracht van de levende Daad en de van haar uitgaande getuigenis, werd gevonden in het Liber T – het geestelijk testament der wedergeborenen in de Heilige Geest. Dit is het levende testament van Vader-Broeder Christiaan Rozenkruis.
EUROPA STOND VOOR NIEUWE WEGEN
Zo wil ik in het kader van deze verhandeling over de geboorte van de Rozenkruisersbroederschap in Tiibingen tot een conclusie komen. Het Europa van die tijd bevond zich in een periode van dramatische, politieke en spirituele veranderingen – mogen wij het zo uitdrukken. De maat was vol, de culturele samenleving stond onder grote druk. Ja, populair gezegd, de zaak stond op barsten. En zoals het altijd het geval is geweest in de geschiedenis, de wereld van de Geest, die de drijvende kracht is binnen het menselijke bestel, zocht de Broederschap des Levens, door een geestelijke noodzaak gedreven, naar een mens met een profetische gesteldheid, die openstond voor het visioen van een zeer gewenste en noodzakelijke levensrevolte, en die mens was Tobias Hess.
Door zijn grote persoonlijke talenten, had hij als jurist de menselijke rechtvaardigheid leren wantrouwen. De kwetsbare verhoudingen van het menselijk bestaan, ja, de aangeboren afhankelijkheid van gezondheid en van natuurlijke processen hadden hem al zeer vroeg het belang getoond van de plaats die de arts als heelmeester dient in te nemen in het leven. Daarin was Paracelsus zijn grote voorbeeld.
De diepe verbondenheid met de Bijbel, die hij ervoer als het intieme dagboek waarin God en de mens zelfstandig mogen schrijven, bracht hem tot de volkomen overtuiging, dat er een verbinding is die in de kracht van de levende geest de werkelijke betekenis van het menszijn verklaart. Daarom was hij in de armen van de Broederschap Christi veilig geborgen. En als kruisdrager en levende navolger was hij het door de Broederschap Sancti Spiritus gekozen instrument. In hem werd de volheid van het mysterie van de Christus openbaar, die in zijn kring van twaalf discipelen het middelpunt en tegelijkertijd de omtrek is. Daarom is de dertiende binnen een kring van twaalf altijd de mandaatdrager van de wereld van de Geest. Ook in dit verband onderzocht Tobias Hess de aanwijzingen die in de Bijbel zijn vastgelegd door Mozes, Abraham, Henoch, Ezra, Elia, Johannes de Doper en Johannes de geliefde Discipel des Heren die de Apocalyps, het boek der Openbaringen, schrijft.
ALLE DINGEN ZIJN DOOR HETZELVE GEMAAKT
In Genesis 1:1-3 lezen wij «In den beginne schiep God de hemel en de aarde. De aarde was woest en ledig, en duisternis was op de afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren. En God zeide: Daar zij licht; en daar werd licht.» En in Johannes 1:1-5 staat: «In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is. In
Hetzelve was het leven, en het leven was het licht der mensen; en het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen.» En in de Openbaring van Johannes (1:8) lezen wij: «Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde, zegt de Heere, die is, en die was, en die komen zal, de Almachtige.»
In die aanwezigheid en volheid van Geestkracht leefde en werkte Tobias Hess. Wat hij als door een goddelijke ingeving ontving, overdacht hij en bewaarde hij in zijn hart. Maar in zijn volledige overgave aan de goddelijke, vurig lichtende Trigonum Igneum van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest herkende en beleefde hij het eeuwigheidsverbond dat staat tussen eeuwigheid en tijd. Als een levende broeder in de keten van de Heilige Geest schouwde hij zo de tekenen van de tijd, maar dan als voortvloeiende uit een volheid van geestelijke openbaringskracht die zich met kracht manifesteerde. En in die gemoedsgesteldheid voorzag en verwachtte hij de komst des Heren. In het vuur en de stilte van deze geestkracht ontstonden de Manifesten der Rozenkruisers-broederschap, als de aankondiging van de Geest des Heren die eertijds als de Geest zweefde op de wateren. Die met de geboorte van de Christus, als het Woord, als de Logos, vlees werd. En die in het Openbaringenboek verschijnt als hij die is, die was en die komen zal.
Daarin was Tobias Hess de levende navolger en kruisdrager binnen het mysterie dat God met de mensheid verbindt. Hijzelf was het spirituele prototype van Christiaan Rozenkruis. Hij was de mens die op die basis drager werd van de spirituele vlam, de Prima Materia, die een zeer bijzondere, geestelijke, vurige driehoek voortbrengt:
Daarom werden de Manifesten geschreven met de pen van goddelijke inspiratie, gedoopt in de kracht van de zich openbarende Geest en omvat door de levende en zichtbare werkelijkheid van het mysterie van de Goddelijke Liefde, die zich als de Zoon des mensen bewijst. Jesu Mihi Omnia.
In die opperste intimiteit ontstond het geboorte-uur van de Broederschap van het Heilige Rozenkruis en van haar mysterievader Broeder Christiaan Rozenkruis. In die eenheid ontstond tussen de broeders een geestesband die niet met menselijke maatstaven te meten valt. In dit licht kunnen wij het samenzijn van de eerste kring van Broeder-Rozenkruisers in de jaren tussen 1607 en 1614 verklaren: Tobias Hess (49), Christoph Besold (30) en Johann Valentin Andreae (21). Zij kwamen samen in de levende overschaduwing van de Heilige Geest: «Onder de schaduw uwer vleugelen, 0 Jehovah.» Op deze basis vonden de gedachtewisselingen plaats waaruit de Manuscripten van de Fama Fraternitatis, de Confessio Fraternitatis en de Chymische Hochzeit des Christian Rosencreutz ontstonden.
DE GELEERDE WERELD VERLOOR EEN OOG…
Zo kunnen wij vaststellen dat de Tubinger Kring, die zich in 1604 vormde als de nieuw aangevangen periode van de Trigonum Igneum Sancti Spiritus, haar bekroning mocht vinden in de publikatie van de Manifesten der Rozenkruisersbroederschap in de jaren 1614-1615-1616. En het is in die verbondenheid dat Johann Valentin Andreae en Christoph Besold op 24 november 1614, morgen precies 380 jaar geleden, als de gezellen en broeders van Tobias Hess afscheid namen van hun Vader en Broeder in de Geest. Daarom wil ik deze voordracht verbinden met de woorden van Johann Valentin Andreae: «Het was op 24 november van het jaar 1614 dat Hess deze onreine wereld verliet en op weg is gegaan naar de lang verhoopte hemel. In veel opzichten was het een opmerkelijke dag, en voor velen een droevige, namelijk een dag waarop de aarde een van haar gasten verloor, Duitsland een van haar sterren, Tübingen een sieraad, de vorsten een object van genot, de natuur een uitlegger, de godsdienstigheid een herkenbaar gezicht, de zielen bijstand, de geleerde wereld een oog, de goede mensen een wachttoren, en bovenal het Christelijk Lichaam een edel en opmerkelijk lidmaat, of tenminste was het zo dat deze dit zeldzame deposito van Christus aan de eigenaar terug gaf, dat men, nu hij er niet meer was, meer naar hem verlangde dan ooit, toen hij er nog wel was, en het leek of men hem nu veel minder kon missen, hoe nutteloos die gedachte ook was. Hijzelf berust nu in alles (eens was hij hiervan het symbool) en hij verheerlijkte het Elohim boven Israëls grenzen. Intussen verdeelde hij zijn bezittingen met graagte aan zijn erven: aan de hemel zijn ziel, aan de aarde zijn lichaam, aan de goede mensen zijn voorbeeld, aan de slechte schaamtegevoel, aan de wereld zijn roem en aan het nageslacht zijn getuigenis».
J.R. Ritman, Bibliotheca Philosophica Hermetica