Toespraak door A.H. van den Brul, Lectorium Rosicrucianum op 10 dec. 1998 in de Kon. Bibliotheek in Den Haag bij de opening van de tentoonstelling 400 jaar Rozenkruis.
De Fama Fraternitatis, de Roep van de Broederschap die een kleine vierhonderd jaar geleden de wereld ingezonden werd, is blijven klinken tot op heden, 10 december 1998. Dat bewijst deze tentoonstelling. Daarin komt duidelijk naar voren, hoe deze Roep eeuwenlang heeft doorgewerkt tot op de dag van vandaag. Dat bewijst ook u, dames en heren, die hier in grote getale gekomen bent voor de opening van deze bijzondere tentoonstelling.
Wij zijn ervan overtuigd, dat alle aanwezigen hier zich bewust zijn van een historisch moment in de tijd. Opnieuw verschijnt een Nederlandse vertaling van de Fama Fraternitatis. Een vertaling, die door het onvermoeibare werk van dr. Carlos Cilly en wijlen Pleun van der Kooij de orginele tekst het dichtst nabij komt.
Wij achten het dan ook van bijzondere betekenis, dat de presentatie van deze nieuwe vertaling plaats mag vinden in de Koninklijke Bibliotheek, het centrum van het Nederlandstalige boek, waar heden en verleden zo volledig mogelijk vertegenwoordigd zijn.
Zo bevindt zich hier de eerste druk van de Fama Fraternitatis in het Nederlands, uitgegeven in het jaar 1615. Hetgeen betekent, dat reeds een jaar na de eerste druk in Kassel — in 1614 — de grote betekenis van dit geschrift in de Nederlanden begrepen werd. En dat is nog immer zo. Want wij kunnen zeggen, dat Amsterdam niet alleen de hoofdstad van Nederland is, maar eveneens de hoofdstad van de Rozenkruisersgeschriften, bijeengebracht in de Bibliotheca Philosophica Hermetica te Amsterdam. Een schatkamer van onnoemelijk veel wijsheid en godsdienstige eerbied, van werken die verwijzen naar de Oer-Bron van het geestelijke zijn. Van werken, die van uiterst groot belang zijn voor het onderzoek dat met het functioneren van de nieuwe Leerstoel in de geschiedenis van de Hermetische Filosofie en verwante stromingen gepaard zal gaan.
INSPIRERENDE GEESTELIJKE AGENS
Nu, een kleine vierhonderd jaar later, wordt de Fama Fraternitatis opnieuw met grote interesse tegemoet gezien door al diegenen, voor wie het woord Rozenkruis niet alleen een intrigerend woord is, maar ook een inspirerende geestelijke agens. Hier willen wij aansluiten bij het voorwoord van dr. W. van Drimmelen in de catalogus van deze tenstoonstelling. Daarin stelt hij terecht, dat deze spirituele agens «tot op de dag van vandaag mensen bezighoudt (en daarop willen wij de nadruk leggen) en inspireert.» Dat dit door de afgelopen eeuwen heen inderdaad zo is geweest, blijkt uit het omvangrijke onderzoek dat dr. Carlos Gilly heeft verricht en waarvan de resultaten worden gepubliceerd in de Bibliografie van de Vroege Rozenkruisers, een boek waar wij met ongeduldig verlangen naar uitzien.
Dat de inspirerende kracht voor ontelbaren in onze tijd actueel is, kunnen wij onderbouwen met de ervaringen die wij opdoen tijdens onze reizen door Europa en daarbuiten. Waar wij talloze mensen ontmoeten die op de Roep van de Broederschap antwoorden en die de geestelijke hervorming, die toch de diepste betekenis is van de Roep van het Rozenkruis, in het centrum van hun leven willen plaatsen. Dat bewijst dat de Fama nog altijd klinkt en op de draaggolf van haar spirituele kracht wereldwijd mensen aanraakt. Het antwoord op die aanraking blijft al lang niet meer beperkt tot Europa.
Aan het eind van de twintigste eeuw wordt zo de cirkel gesloten. Immers, aan de basis van de Manifesten liggen dezelfde wijsheid en dezelfde geestelijke impuls ten grondslag, die lang voordien reeds in de geschriften van Hermes Trismegistos waren neergelegd. En niet te vergeten in de gnostieke bronnen en in tal van arabische en Griekse invloeden die ook uit de Bijbel naar voren komen. Wij mogen daarom wel zeggen, dat het Universele Woord, dat van de Oerbron van het Leven uitgaat als een geestelijke kracht, vrijgemaakt kan en moét worden om de geestelijke waardigheid van de mens te herstellen en hem zijn afkomst te doen herinneren. Een afkomst, die als een goddelijk monadisch kernbeginsel in zijn microkosmos verborgen ligt.
NIEUWE GEBOORTE SCHEPPEN IN DE MICROKOSMOS
In dit verband mogen wij grote bewondering koesteren voor de vertaler van de eerste Nederlandse uitgave van de Fama uit 1615, en voor het antwoord van Haslmayer daarop, waarin hij het verminkte `Cnothi Seauton’ herkende als ICendt u selven’. Haslmayer begreep direct de diepe geestelijke betekenis van deze woorden. Hij schreef, dat de mens een nieuwe geboorte moet scheppen in zijn microkosmos en dat hij die Nieuwe Geestelijke Geboorte dient te vieren, wil hij het Rijk van God eenmaal kunnen betreden. De basis daartoe is het ‘Mens ken uzelve n’.
Deze aansporing doorgloeit de Manifesten: «de Ware Mens te wekken, vooraf gegaan door een innerlijke, geestelijke omwenteling. »
U zult het ons niet euvel duiden, dat wij, als leden van het Lectorium Rosicrucianum de man, die voor ons het geheim en de diepe betekenis van de Manifesten der Rozenkruisers heeft ontsluierd, onze grootmeester Jan van Rijckenborgh, bewonderen en dankbaar zijn. Van jongs af aan, zo heeft hij ons eens toevertrouwd, wist hij dat de naam Rozenkruis in zijn leven van grote betekenis zou zijn. Dat heeft hij ook bewezen door opnieuw de Roep van de Broederschap van het Rozenkruis in zijn volle omvang te doen herleven. Maar wat meer is, hij heeft de volle betekenis van die Roep voor iedere zoeker naar de Waarheid vrijgemaakt. Iedereen die van zijn verklaringen van de Fama, de Confessio en de Alchemische Bruiloft kennis neemt, zal, ook al wenst hij het Rozenkruispad zoals Van Rijckenborgh dat voor hem ontvouwt, niet te gaan, volmondig erkennen, dat er een grote geestelijke schat uit deze geschriften is vrijgemaakt.
De Fama is voor Van Rijckenborgh geen romantisch reisverhaal van ene C.R.C., maar een mysterie geschrift, waarin het geestelijke pad dat de mens moet gaan om tot wereld- en mensheidsvernieuwing te komen, wordt uitgebeeld. In de Confessio ziet hij niet een geloofsbelijdenis in de geijkte betekenis, maar een geweldige profetie, die in onze dagen op vervaarlijke wijze wordt onthuld. Uit de Alchimische Bruiloft ontvangt Van Rijckenborgh de grote inspiratie die hem de sleutels in handen geeft om dit geschrift, dat in zoveel mystificaties is gehuld, te openen naar zijn ware betekenis. Wij citeren Van Rijckenborgh uit zijn inleiding tot de Alchemische Bruiloft: «Wie was, of beter is Christiaan Rozenkruis? Hij is het prototype van de ware, oorspronkelijke mens, de nieuwe mens die waarlijk christen is; die Christus in zich vrijgemaakt heeft door het pad te gaan van het kruis in de kracht van de roos. Het kruis is een ontmoeting tussen twee krachtlijnen die diametraal tegenover elkaar staan. Het betekent een totale verandering, een omzetting van krachten, een alchemische omzetting. De roos in de mens moet verbonden worden met haar ware levensveld, het veld der onsterfelijkheid. De roos moet worden vrijgemaakt door de kruisweg van transfiguratie. Daarom spreken wij van Rozenkruis. Men is Rozenkruiser, wanneer men dit pad ten einde toe bewandeld heeft. Men wordt Rozenkruiser, wanneer men ermee aanvangt. Wie dit pad aanvangt, beleeft natuurlijk ervaringen. Voor zo iemand zal het heel belangrijk zijn te weten of zijn ervaringen en de gevolgen daarvan juist zijn, of zij kloppen met het pad, of zijn reacties van dag tot dag bij het gaan van dat pad, wel juist zijn. Welnu, alsof het een uiterst nauwkeurig verslag is van de eigen levensgang, vindt iedere leerling die het pad gaat, zijn ervaringen en de gevolgen daarvan aangegeven in de Alchemische Bruiloft’. »
BLADZIJDE NA BLADZIJDE WORDT HET PAD VERKLAARD
Zo ontvouwt Van Rijckenborgh voor de Rozenkruisleerling het Rozenkruis-pad zoals het in de Alchemische Bruiloft beschreven wordt. Bladzijde na bladzijde ziet de leerling het pad voor zich en hij tracht zelf een C.R.C. te worden. Op gelijke wijze heeft Jan van Rijckenborgh het Corpus Hermeti cum, de boeken van Hermes Trismegistos besproken en verklaard. De hermetische filosofie stond bij de klassieke Rozenkruisers in hoog aanzien.
De verklaringen van Van Rijckenborgh van de Manifesten van de Rozenkruizers alsmede die van het Corpus Hemeticum zijn beide in vier delen uitgebracht. Zij zijn inmiddels in meer dan zeven talen vertaald en uitgegeven. Later heeft Jan van Rijckenborgh ook een schitterende uitleg gegeven van het gnostieke Evangelie van de Pistis Sophia dat wordt toegeschreven aan Valentinus. En hij heeft de Tao Teh King van Lao Tse verklaard in de Chinese Gnosis. Nog vele andere werken uit de universele wijsbegeerte heeft hij opnieuw in het licht geplaatst en tot een vloeiende stroom van geestelijke kracht gevoerd.
Wij willen met dit alles slechts betogen, dat de rijkdom aan wijsbegeerte die uit deze werken te voorschijn treedt, geheel is geïnitieerd en geïnspireerd door de Fama Fraternitatis, de Confessio en de Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis. Drie geschriften, die ook in deze tentoonstelling een centrale plaats innemen.
ONTWIKKELING VAN ESOTERISCH DENKEN
Jan van Rijckenborgh heeft altijd groot respect getoond voor mevrouw Blavatsky, dr. Rudolf Steiner en uiteraard voor Max Heindel. Maar ook voor de grote denker Inayat Kahn. Hoewel hij duidelijke verschillen onderkende in de realisatie van hun gedachten heeft Van Rijckenborgh direct na de tweede wereldoorlog in 1945 en in 1946, een poging ondernomen om met Vrijmetselaren, Theosofen, Antroposofen en Soefi’s tot een bepaalde samenwerking te komen. Een reeks brochures uit die tijd getuigen van die pogingen. Maar tot zijn grote teleurstelling is daarop geen reactie gekomen. Misschien ook wel, omdat Van Rijckenborgh de volle overtuiging huldigde, dat de Broederschap van het Rozenkruis in die samenwerking een centrale rol op zich zou nemen. In 1946 schreef hij: «Wij hier staan op het reeds meermalen verdedigde standpunt, dat zich momenteel grote veranderingen bezig zijn te voltrekken in het esoterische levensveld. Dat wij allen partij zijn in deze veranderingen, dat wij de goddelijke wil in deze wieling moeten leren verstaan en dat wij van ganser harte aan alle noodzakelijke processen moeten gaan medewerken. Het gaat hier dus om een taak die gelijkelijk door Rozenkruisersstudenten (ook in andere stromingen) moet worden omvat, waar zij zich in het esoterisch veld bevinden. In de komende jaren zal duidelijk gaan blijken wie zichzelf heeft gezocht en wie het er om te doen was het Grote Werk onpersoonlijk te dienen.
Alle grote werkers die de laatste honderd jaren naar voren getreden zijn in het openbare leven, wisten dat al hun arbeid deel was van een ingenieus plan waarin natuurnoodzakelijk het Rozenkruis de slotfase zou uitvoeren. Deze idee kan dus niet alleen leven in Rozenkruiserskringen, maar zij moet, als het waar is, ook bij andere werkers naar voren treden. »
Welnu, geachte aanwezigen, wij menen gezien dit aspect van deze tentoonstelling, dat dit profetische woorden zijn geweest.